Operakenner Peter Schlamilch op operatour door Europa – Turandot

 

 

Van huis uit zanger en dirigent, ontwikkelde recensent Peter Schlamilch een grote liefde voor de opera. Tijdens zijn muzikale opleiding assisteerde hij vijf jaar de Italiaanse dirigent Claudio Abbado (1933-2014), waarbij hij o.a. nauw betrokken was bij de uitvoering van de opera Elektra van Richard Strauss in Salzburg. Voor De Nieuwe Muze bezocht Schlamilch deze zomer een aantal belangrijke operafestivals in Europa en schreef daar recensies over. Hier volgen het eerste verslag uit Milaan (Turandot).

 

Part 1: Italië

 

 

 

MILAAN 

Netrebko laat Scala sidderen in Turandot

Gehoord: 12 juli 2024, Teatro alla Scala, Milano

 

Wie de Scala betreedt, voelt direct de bijna 250 jaar geschiedenis op zich neerkijken: Il pirata van Bellini ging er in première, net als Maria Stuarda van Donizetti, Nabucco van Verdi, Mefistofele (Boito), La Gioconda (Ponchielli), Madama Butterfly van Puccini en Poulencs Dialogues des Carmélites, om maar een heel kleine opsomming te geven. Ook Puccini’s Turandot, waarvan we de 204e voorstelling mochten bijwonen, had daar haar eerste opvoering, in 1926. Een gedenkwaardig huis met een heerlijke acoustiek, die bij de laatste renovatie, nu zo’n 20 jaar geleden, nog werd verbeterd door de zware tapijten te verwijderen.

Het is een feest om ontvangen te worden door de ouvreuses met hun karakteristieke medaillon om de nek, die al eeuwen zo gedragen wordt, of om door de talloze kleine trappetjes en gangetjes naar je loge te moeten sluipen (overigens heeft de naam La Scala, ‘De Trap’, daarmee niets van doen: zo heette de kerk die er destijds voor is gesloopt).

 

Giacomo Puccini

 

De beloofde supercast werd helaas maar ten dele waargemaakt: Roberto Alagna moest zich door omstandigheden terugtrekken als Calaf, de prins die het waagt om de hand van Turandot te dingen, hoewel hij weet dat al zijn voorgangers het met hun leven moesten bekopen: Turandot torst in dit wat merkwaardige Chinese sprookje het leed van haar verkrachte voorouders met zich mee, en haat alle mannen zó erg, dat ze zich alleen geeft aan diegene die haar drie onmogelijke raadsels weet op te lossen. Uiteraard lukt het Calaf uiteindelijk toch, uitstekend, maar niet erg meeslepend vertolkt door Brian Jagde, de invaller voor superster Alagna, die echter zelf ook al een grote carrière heeft (Met, La Fenice, San Carlo en het ROH) en in de Scala eerder al Turridu in Cavalleria Rusticana zong. Jagde heeft een grote stem, helder en zaalvullend (en dat zegt wat in de Scala), maar het had wat meeslepender mogen zijn, hoewel een invaller natuurlijk ook erg bezig is met de regie, die hij dan nog niet goed kan kennen. In zijn grote aria, Nessun dorma, was hij wel zeer op dreef en spon zijn muzikale draden met enorme expansie door de zaal, een absoluut genot om mee te maken: zeer lang aangehouden noten die de echte Puccini-tenor kenmerken, hoewel vreemd genoeg de slotnoot opvallend kort gehouden werd, waardoor het geheel toch weer even op losse schroeven kwam te staan. Misschien een wens van de dirigent.

 

 

Anna Netrebko was er wel, en hóe: een ijziger ijsprinses was nauwelijks voorstelbaar, niet alleen door haar grote, roestvrijstalen stem, die ze met orkaankracht door de zaal liet bulderen, maar ook in haar houding en mimiek wist ze de gekwetste koningsdochter raak te typeren: hoewel met veel vibrato gezongen, maakte ze enorme indruk op het publiek, niet in de laatste plaats doordat de regie haar rouwgerande gevoelens haar als een schaduw lieten volgen in de vorm van een engel der wrake, een balletdanseres die elke vrijer de strop probeerde om te leggen. Een prachtige vondst van regisseur Davide Livermore, die zodoende ook het eeuwige logische probleem van Turandot (‘eerst haat ik je twee uur, maar dan word ik plotseling waanzinnig verliefd op je in de laatste 10 minuten’) wist op te lossen: Calaf omarmt teder deze gekwetste, oeroude ziel en neemt daarmee Turandots pijn weg, waardoor ze kan smelten en liefhebben, hoewel dat idee eerder in concept dan in de uitwerking zichtbaar werd.

 

 

Er waren meer prachtige regievondsten: de maan, die in het libretto een grote rol speelt, was ook op het podium vrijwel altijd aanwezig en kon op electronische wijze van kleur en inhoud veranderen, zich steeds aanpassend aan de scènische gebeurtenissen. Aangrijpend hoogtepunt was de projectie van het portret van Puccini op het moment waar hij, door zijn overlijden, de partituur niet meer kon afmaken: de muziek werd stilgelegd en alle zangers, ook het koor, kwamen in stilte naar de toneelrand om de grote meester een minuut te gedenken, waarbij iedereen, ook het publiek, het in de pauze uitgedeelde waxinelichtje ontbrandde. Een spontaan, daverend applaus vulde de Milanese Scala, waarbij velen met tranen in de ogen de meester uit Lucca herdachten. Bravo, Scala!

 

 

Daarna volgde het slot zoals dat kort na Puccini’s dood werd gecomponeerd door Franco Alfano: niet ideaal, omdat het nogal onrealistisch-hysterisch eindigt, op een manier waar Puccini zelf zeker nooit voor had gekozen. Maar beter dan het – overigens prachtige – slot van Berio, dat redelijk ver weg staat van Puccini’s klankwereld, en zeker beter dan maar helemaal daar op te houden, zoals onlangs nog bij DNO in Amsterdam gebeurde: dan heeft het hele sprookje geen zin meer, want het eindigt bij de dood van de slavin Liù, en hebben we geen idee hoe het afloopt met de twee hoofdpersonen.

 

 

Liù werd overigens prachtig gezongen door Rosa Feola, die met de vele belcanto- en Mozartrollen op haar cv misschien iets te licht bezet was, maar met haar opofferingszelfmoord (overigens ook altijd een wat onuitgewerkte wending in het verhaal) enorme indruk maakte, zowel vocaal, met haar heerlijke stemgeluid, als in haar overtuigend-bewogen emotionele spel: waarom dit meisje zo hoteldebotel is van de prins die ze nauwelijks écht kent wordt uit de tekst nooit helemaal duidelijk (net zoals we dat niet echt weten van Calaf: ja, Turandot ‘is zo mooi’), maar dát het zo is, laat Feola op hartverscheurende wijze merken.

 

 

Het orkest van de Scala speelde notoir uitstekend, het koor zong en acteerde grandioos. Was er dan helemaal niets te mopperen? Nou, de naakte Perzische prins voegde voor mij weinig toe (integendeel zelfs, maar naakt schijnt het nieuwe modern te zijn), en dat Calaf het derde antwoord zelf niet wist en kreeg ingefluisterd door een kind (wie was dat? Hijzelf van vroeger? Waarom wordt dat dan niet uitgelegd? En waarom wist hij het antwoord toen wel?) zet natuurlijk de toch al beperkte logica van het verhaal compleet op losse schroeven: is hij nu een held of een valsspeler? Het zal ongetwijfeld in het lijvige programmaboek staan, maar zoals ik hier al vaker schreef: dat lezen we bijna uit principe we niet, want een kunstwerk, zeker een operavoorstelling, moet zonder nadere uitleg te begrijpen zijn.

Ook de setting in een achterbuurt van Peking of dergelijke stad vermocht ons niet te ontroeren: wat doen een prins en prinses daar dan precies, en waarom is daar, bij vlagen, toch zoveel pracht en praal? Ook het optreden van Altoum (Raúl Giménez) had voor ons te weinig autoriteit (waar Puccini’s compositiefout, namelijk het in de tenor leggen van deze oeroude keizer, natuurlijk niet bij meehelpt). De Timur van Vitalij Kowaljow was uitstekend, en Ping, Pang en Pong deden het prima en koddig, hoewel het regieconcept, namelijk dat zij alter ego’s van Calaf vertolken, ons verder koud liet.

 

 

De directie van Michele Gamba was ingetogen en soms te weinig explosief, ook op de momenten waar je ontploffingen verwacht. Hij schetste een zeer fijnzinnig klankbeeld dat de partituur volledig recht deed, maar echte Puccini-hoogtepunten waren daardoor spaarzaam, hoewel niet afwezig. Mede door de herdenking van Puccini, met bijna 2000 kaarsjes in de zaal en op het toneel, was het een avond om niet snel te vergeten.

 

Let op: voor volgende recensies over deze operatour klik op  https://denieuwemuze.nl/?s=Peter+schlamilch

 

You May Also Like

Muze van Zuid doorbreekt verwachtingspatronen

Pianiste Fedorova spetterend in Ravel en Brussels Phiharmonic o.l.v. Volkov dansant in Tsjaikovski

Torre del Lago Puccini: Turandot met prachtig verstild einde

Carmen in Verona: een lust voor het oog