Oprechte emotie en vuurwerk bij Nederlands Philharmonisch Orkest
Hawar Tawfiq: M.C. Escher’s Imagination, Rachmaninoff: Eerste pianoconcert, Sjostakovitsj: Zesde symfonie. Nederlands Philharmonisch Orkest o.l.v. Stanislav Kochanovksy m.m.v. Nikolai Lugansky, piano. Gehoord: 12 juni 2022, Het Concertgebouw, Amsterdam.
Door Willem Boone
Het concert begon op enigszins ongebruikelijke wijze met een toespraak van artistiek leider Willem de Bordes van het Nederlands Philharmonisch Orkest. Het orkest had namelijk signalen ontvangen over protesten (naar het schijnt ook voor de deur van het Concertgebouw) tegen een vermeende betrokkenheid van pianosolist Nikolai Lugansky bij het Russische regime van Poetin. De Bordes gaf aan dat de bewuste signalen serieus genomen waren, maar dat het orkest overtuigd was van de goede intenties van de solist. Verder onderstreepte hij terecht dat je beter ‘samen kunt blijven werken in plaats van je tegenover elkaar te plaatsen.’ Hij besloot zijn verhaal met de wens dat ‘het concert een inspiratiebron mag zijn.’ Van Lugansky is overigens niet bekend dat hij publiekelijk zijn solidariteit met wat voor regime dan ook betuigd heeft, in elk geval zeker niet op dezelfde wijze als waarop Valery Gergiev en Dennis Matsuev dat gedaan hebben. Eigenlijk is het treurig dat dit soort toespraken nodig zijn: alsof de meeste Russische musici op enigerlei wijze betrokken zouden zijn bij wat voor politieke activiteiten dan ook. Hen boycotten zoals nu bij diverse internationale festivals en concoursen gebeurt, of Russische muziek in de ban doen zoals momenteel in Polen het geval is, lijken al evenmin constructieve acties, in tijden waarin kunst inderdaad meer dan ooit zou moeten dienen om te komen tot verbroedering en troost.
Daarna gebeurde er iets anders wat eveneens een zeldzaamheid is: een gesprek met een jonge componist, wiens stuk zijn wereldpremière beleefde. Dat was het geval met de Iraakse componist Hawar Tawfiq, van wie het Nederlands Philharmonisch Orkest M.C. Escher’s Imagination speelde. Het was aardig om hem te horen vertellen dat zijn ode aan de verbeelding van Escher terugvoerde naar zijn jeugd: zijn broer die kunstschilder is liet hem met het werk van Escher kennismaken. De jonge componist voelde al snel dat hij ‘iets moest doen met onmogelijke constructies die geleidelijk veranderen naar iets anders.’ Daarnaast vertelde hij dat er ‘altijd beweging in het stuk is’ en dat hij gebruik maakte van een bijzonder procedé: hij liet blazers lucht blazen, wat voor een apart geluidseffect zorgt. Dat was direct aan het begin van zijn stuk hoorbaar, naast vele andere geluidseffecten, vooral bij het slagwerk. Er was sprake van een geheimzinnige sfeer, hier en daar had het als filmmuziek kunnen dienen. Hoewel ik niet direct een lijn in deze compositie kon ontdekken, hield deze toch de aandacht vast door een constante spanning die eronder schuilging. Er gebeurde genoeg in het orkest, de dame die naast me zat zei: ‘Je vroeg je steeds af waar bepaalde geluiden vandaan kwamen.’ De uitvoering door het Nederlands Philharmonisch Orkest in grote bezetting was zonder meer uitstekend.
Daarna begaven orkest, dirigent en solist zich op bekender terrein, namelijk dat van Rachmaninoff, van wie ook de ‘mindere’ pianoconcerten, namelijk het Eerste en het Vierde aan een opmerkelijke revival bezig zijn. Het Eerste werd kort geleden nog door Yuja Wang met het Rotterdams Philharmonsch Orkest uitgevoerd, terwijl Anna Fedorova enkele weken geleden in Amsterdam het Vierde speelde. Of de nummers 1 en 4 het qua populariteit kunnen opnemen tegen het Tweede en het Derde pianoconcert staat te bezien. In de programmatoelichting stond te lezen dat het Eerste ten minste net zo goed was, maar de componist moet daar in het begin toch anders over gedacht hebben.
Hij kwam later op zijn eersteling terug om het concert grondig te reviseren en in te korten, maar in zijn uiteindelijke, beknoptere visie is het zeker een interessant stuk, zeker als je je bedenkt dat dit zijn eerste opus was. Nikolai Lugansky leek de juiste solist voor dit werk. Hij legde het er met zijn sobere, efficiënte aanpak en zijn non-ostentatieve virtuositeit nergens te dik bovenop. Sterker nog, op deze manier wist hij inderdaad de indruk te wekken dat het om een ‘sterk’ pianoconcert ging. Het orkest onder dirigent Stanislav Kochanovsky begeleidde hem mooi. In de cadens waarin je als pianist alle registers open kunt trekken, wist Lugansky ook ruimte voor poëzie te vinden. Het tweede deel was verstild, gelukkig speelde de pianist nergens larmoyant, een gevaar dat bij Rachmaninoff nog wel eens op de loer ligt. Met zijn glasheldere toucher deed hij soms denken aan zijn Russische collega Vladimir Ashkenazy, die de complete Pianoconcerten meermaals succesvol opnam. Wat hoogstens miste, was mogelijk een subjectieve benadering van de muziek en het ‘grote emotionele gebaar’ waarmee het publiek overrompeld werd, al klonk de coda van het laatste deel vurig. Het publiek toonde zich uiterst dankbaar en Lugansky beloonde het met een toegift, Rachmaninoffs eerste prelude uit opus 23.
Na de pauze bleven orkest en dirigent in Russische sferen met de Zesde symfonie van Sjostakovitsj, een werk waarmee de componistenbond in de Sovjetunie destijds niet veel aankon. Eigenlijk is dat achteraf wel te begrijpen, want zeker het eerste deel van deze symfonie komt als ongrijpbare muziek over. Ondanks de onderhuidse spanning zit er weinig lijn in, ook door het ontbreken van een doorwerking. Het orkest speelde overigens ook dit werk uitstekend, met fraaie solo’s op onder andere de althobo, fluit en hoorn. In het tweede deel was de hand van de componist herkenbaar met de voor hem gebruikelijke fanfareachtige ‘deunen’, unisono motieven voor de strijkers en klappen op het slagwerk. Ook hier kan je je met terugwerkende kracht enigszins de verwondering en verwarring van de Sovjet-autoriteiten voorstellen: maakt de componist in deze muziek een lange neus of is hij serieus? In het derde deel, het Presto, dat bij de première uitzinnig ontvangen werd en zelfs gebisseerd moest worden, toont Sjostakovitsj zich van zijn uitgelaten kant. Maar ook daar blijf je met de vraag zitten of hij zich toen liet zien van zijn onbezorgde kant (zoals hij ooit begonnen was) of dat er ‘toch wat achter zat’ en de uitgelatenheid uiteindelijk toch ‘grimlachjes’ blijken te zijn. Het orkest reageerde uiterst alert op de directie van Kochanovsky en zo kwam dit concert tot een indrukwekkend slot.
Willem Boone
Info:
Steun De Nieuwe Muze! Lees ons, volg ons, like ons en neem een abonnement op ons onafhankelijke muziekblad op www.denieuwemuze.nl Kijk onder ‘Acties’ op onze website voor kortingsactie op een jaarabonnement