Schönberg en Mahler stijgen boven zichzelf uit onder leiding van Klaus Mäkelä
Gehoord:19 september 2024, Concertgebouw Amsterdam
Door Wenneke Savenije
Volle maan
Eerlijk gezegd kwam ik nog meer voor Klaus Mäkelä’s interpretatie van Arnold Schönbergs Verklärte Nacht (1899/1917, revisie 1943) in de versie voor strijkorkest dan voor zijn lezing van Mahler I ‘Titan’. ‘Wel een beetje atonaal he’, mopperde een mijnheer uit het publiek, nadat de onwaarschijnlijk mooie verklanking van het meest romantische en tonale werk van de 150 jaar geleden componist, die zich zou ontwikkelen tot de uitvinder van de dodecafonie, in een eerbiedige stilte wegebde… Ziedaar waarom je nooit bevooroordeeld naar een concert moet gaan, want dan mis je wellicht de essentie.
Was het toeval dat boven de stad een volle maan scheen, terwijl Mäkelä en de strijkers uit het Concertgebouworkest zich lieten meeslepen door Schönbergs expressieve toonzetting van een gedicht van Richard Dehmel, waarin twee geliefden bij het licht van de volle maan door een donker bos wandelen? Zij biecht haar vreselijke geheim op: ze is zwanger van een andere man en ze wordt verteerd door wroeging en schuldgevoel. Hij reageert ongekend mild, begripvol en wijs en verklaart zoveel van haar te houden, dat hij het ongeboren kind zal accepteren alsof het hun kind is. In de versie voor strijksextet is dit nog op het idioom van Wagner en Brahms geïnspireerde werk van Schönberg (1874-1951) een van de onbetwiste hoogtepunten uit de kamermuziekliteratuur.
Oude ziel
In die versie zal Mäkelä, die behalve een geweldige dirigent ook een uitstekende cellist is, het zeker wel eens zelf hebben gespeeld. Duidelijk was dat hij het stuk van binnenuit kende, zodat hij zijn hele wezen kon inzetten om met veel compassie Schönbergs ‘liefdesgeschiedenis’ tot in de kleinste details tot de verbeelding te laten spreken. Alleen al de mysterieuze sfeertekening van de opening, met zachter dan zacht fluisterende strijkers, was ongeëvenaard door de ragfijne klank waarmee Mäkelä en het orkest inzetten om van daaruit de spanning te laten stijgen teneinde de angstige gevoelens van de gekwelde vrouw vorm te geven in d klein. Het is altijd weer fascinerend om te horen hoe nauwgezet Schönberg de ontwikkelingen in Dehmels gedicht op de voet heeft weten te volgen, van de angst en vertwijfeling van de vrouw, de toenemende spanning, de pijnlijke biecht tot aan de opluchting als de man bij monde van de cello zijn verlossende woorden uitspreekt, inmiddels in D groot. Zijn bedoeling met het stuk was ‘de natuur te tekenen en menselijke gevoelens uit te drukken.’ De Finse Mäkelä heeft vast wel eens met Verklärte Nacht in zijn hoofd door de eindeloze uitgestrektheid van de Finse bossen gewandeld, waar elk gevoel zich intensiveert door de omringende stilte. Hij gaf het stuk volkomen samenhangend vorm en inhoud met een tederheid, een diepe wanhoop en uiteindelijk een milde berusting die deed vermoeden dat Mäkelä een oude ziel in een jong lichaam is. De toekomstige chef-dirigent opereert vanuit de klank en boetseerde en manifesteerde met in elkaar overvloeiende metamorfoses van betekenisvolle geluiden zijn persoonlijke beleving van deze door het zilveren maanlicht beschenen romantische ‘liefdesgeschiedenis’ van Schönberg. Het klonk werkelijk prachtig.
‘Pastorale’
Na de pauze dook Mäkelä, die het Concertgebouworkest al eerder dirigeerde in de Zesde en de Derde symfonie van Mahler, samen met ‘zijn’ orkestmusici in de enerverende materie van diens Eerste symfonie, bijgenaamd ‘Titan’, gebaseerd op de gelijknamige roman uit 1800-1803 van de Duitse romanticus Jean Paul, in wie de jonge Mahler veel van zichzelf herkende. ‘De hoogste gloed van de meest vreugdevolle levenskracht en het meest verterende verlangen naar de dood: beide troonden afwisselend in mijn hart.’ aldus de jonge Mahler. Onrust, onstuimigheid, ongestilde verlangens, danswijsjes, treurmarsen, intense natuurbelevenissen, het komt allemaal voorbij in Mahlers ‘Titan’ in een bonte afwisseling van veelbelovende stiltes en trillende verwachtingen tot aan onstuimige uitbarstingen van zielenpijn en heftige emoties. Maar de jonge dirigent, die tot nu toe met zelfvertrouwen en respect de Mahler-traditie van het orkest wist op te pakken met al verbluffende resultaten, noemt de Eerste de ‘pastorale’ van Mahler: ‘Ik heb me altijd enorm aangetrokken gevoeld door de fantasierijke schoonheid ervan, de frisheid ook. De expressie is heel helder, en het heeft alle elementen van zijn oeuvre al in zich.’ Ook in dit werk worden de oerkracht van de natuur en de tragiek van het menselijk bestaan aan elkaar gespiegeld en dat contrasteren van tegenstrijdigheden zonder uit koers te raken, gaat de extreem getalenteerde en van binnenuit gedreven Mäkelä heel goed af, omdat hij dirigeert vanuit de pure energie die in de partituur verborgen zit en die (als alles goed gaat) op organische wijze de noten vormt, kleurt, aaneenrijgt, laat samensmelten en voortdrijft.
Ontdekkingsreiziger in klank
In een van de vele documentaires die er al over de 28-jarige dirigent gemaakt zijn, noemt Mäkelä zichzelf ‘een ontdekkingsreiziger in klank’. Ook gelooft hij als dirigent in zo weinig mogelijk woorden (‘woorden zijn vaak tijdverspilling’) en gebaren, al zou je dat niet zeggen als je hem toevallig na afloop van een concert als ‘one of the guys’ uiterst joviaal met de orkestleden ziet kletsen in Bodega Keyzer of bij Esch. Maar als dirigent voert hij zijn glasheldere dialogen met de componist en de orkestleden zo zuiver mogelijk, door alle cerebrale en fysieke overbodigheden achterwege te laten en enkel met zijn onstuitbare muzikale geestdrift en energie als het ware woordeloos de musici een bepaalde richting uit te ‘dirigeren’. Mäkelä weet dat de orkestklank pas werkelijk kan openbloeien wanneer de onderliggende structuur van een werk tot in de kleinste details is uitgedacht, getimed en uitgebalanceerd. Met die formele kennis als kompas, maakt hij spontaan en soms bijna improvisatorisch muziek met het hele orkest alsof zijn leven ervan afhangt, niet als de grote leider die zich boven het orkest verheven voelt, maar juist als één van het grotere geheel. Samen met hem ontpopten de onovertroffen musici van het Concertgebouworkest zich unaniem tot onvermoeibare avonturiers, die zich met alle zintuigen op scherp volledig onderdompelden in de wonderlijke klankwereld van Mahlers vierdelige Eerste symfonie, die fris en levendig opbloeide als nooit tevoren. Dat zullen ze ook in Essen hebben gedacht, waar dit concert op 21 september werd herhaald.
Wenneke Savenije
Info:
https://www.concertgebouworkest.nl/nl