Spectaculair altviool-piano recital door Sào Soulez Larivière en Annika Treutler
Serie Rising Stars, gehoord 20 november 2024, Kleine Zaal Concertgebouw, Amsterdam
Door Wenneke Savenije
De altviool
‘Het verschil tussen een viool en een altviool is dat een altviool langer brandt,’ grapte de pianokomiek Victor Borge bij gelegenheid. Hij was zeker niet de enige die vrolijk spotte met de altviool, nog altijd een beetje het ondergeschoven kindje van de strijkersfamilie. ‘Wat is het verschil tussen een altviool en een ui? Als je een ui in stukjes hakt moet je huilen, ha ha…’. Waarom is het heel handig om altviool te spelen? Dan heb je altijd recht op een invalideplaats, ha ha ha ha….’ En zo kan ik doorgaan en ik kan het weten, want ik studeerde zelf ooit altviool. Op het conservatorium waren de altviolisten aardiger en gemoedelijker dan de violisten, maar ze gingen met hun ‘lompe’ instrument en beperkte repertoire van origine toch ook nog vaak door voor de sukkels onder de strijkers, modelaltviolisten als de componerende altviolist Paul Hindemith (1895-1963) en vroege altvioolsterren als William Primrose (1904-1982), Lionel Tertis (1876-1975) en Bruno Giuranna (1933) daargelaten. En natuurlijk was er ook Pinchas Zukerman (1948), maar die is eigenlijk violist en daarmee koploper van de ook altviool spelende violisten, waaronder Maxim Vengerov en Isabelle van Keuken.
Opmars
In de wat bedenkelijke status van de altviolist begon sinds de jaren tachtig steeds meer verandering te komen door de opkomst van uitstekende altviolisten als Yuri Bashmet (1953), Nobuko Imai (1943), Kim Kashkashian (1952) en Gérard Caussé (1948). En inmiddels komen er steeds meer internationaal gewaardeerde altvioolsterren bij, waaronder Lawrence Power (1977), Antoine Tamestit (1979), Tabea Zimmermann (1966) en Timothy Ridout (1995), stuk voor stuk altviolisten waarvoor ook veel nieuwe werken worden geschreven. Altviolisten als de Italiaanse Ettore Causa, die lesgeeft aan de Yale School Of Music, durven het aan om het altvioolrepertoire te vergroten door prachtige uitvoeringen te spelen van o.a. het door hemzelf bewerkte Celloconcert van Schumann. Het gaat dus goed met de altviool en dat is te merken aan de programmering in het Concertgebouw, waar de afgelopen drie weken maar liefst twee altvioolrecitals met verrassend repertoire plaatsvonden: Tabea Zimmermann op 30 oktober j.l. (eigen programmering. zie https://denieuwemuze.nl/tabea-zimmermann-is-de-personificatie-van-de-altviool/) en op 22 november haar net afgestudeerde starpupil aan de Kronberg Academy Sào Soulez Larivière (1998), die samen met de jonge pianiste Annika Treutler in de Serie Rising Stars zijn debuut maakte in Het Concertgebouw.
Larivière goes modern
Ook al is hij nog jong, de Frans-Nederlandse altviolist Larivière won al vele prijzen op altvioolconcoursen en geeft sinds kort ook zelf les aan het Mozarteum in Salzburg. Hij is een echte ambachtsman op zijn moderne instrument, een altviool van Fréderic Chaudière uit 2013), maar ook een muzikale filosoof. Van nature bloedserieus en idealistisch, praat hij op Instagram (https://www.instagram.com/sao.lariviere_violist/) over nieuwe perspectieven, menselijke en artistieke diversiteit en hoe de toekomst eruit zou moeten zien. Maar eigenlijk is dat allemaal bijzaak voor wie besloten had gewoon eens te gaan luisteren hoe deze Rising Staronder de jonge altviolisten muziek maakt. En dat viel niet tegen! Larivière begon zijn bijzondere recital met de Nederlandse première van Cloth voor negen altvioolpartijen (2024) van Julia Wolfe (1958), een stuk dat in opdracht van de Elbphilharmonie Hamburg, het Festspielhaus Baden-Baden, Müpa Budapest, het Barbican Centre London en de European Concert Hall Organisation (partijen die ook verantwoordelijk zijn voor de selectie van de Rising Stars, die een seizoen lang door Europa op tournee mogen) speciaal voor hem werd gecomponeerd. Helemaal up to date hield Larivière tijdens zijn recital charmante korte inleidingen op de stukken die hij ging spelen. Best moedig om je Concertgebouwdebuut te beginnen met Cloth, een gloednieuw solostuk van Julia Wolfe, die ervan houdt om muren te slopen tussen verschillende muzikale genres. In Cloth, zo vertelde Larivière, verbindt ze elementen uit de minimal music, elektronica en rock. De solist op het podium gaat een spannende dialoog aan met negen uit de luidsprekers stromende altviolisten, die al eerder zijn opgenomen. De meeste stemmen waren afkomstig van Larivière zelf, die met bewonderenswaardige energie en strijdlust zijn solostem vertolkte. Hij manifesteerde zich daadwerkelijk als de onverzettelijke held die Wolfe bij het componeren van haar stuk voor ogen stond. Gebroken akkoorden, snelle toonladderfiguurtjes, glissando’s en dromerige melodietjes, alles werd door Larivière enerverend, krachtig en tegelijkertijd lichtvoetig verweven met het elektronische ‘altvioolorkest’, zodat het werk dat aan hemzelf is opgedragen een zeer geslaagde vuurdoop kreeg.
Schumann & Reich
Daarna speelde Larivière de Märchenbilder op. 13 van Schumann voor altviool en piano, repertoire dat elke altviolist zich vroeg of laat eigen maakt, zodat deze stukken soms iets plichtmatigs krijgen. Maar zo niet bij Larivière en zijn empathisch begeleidende pianist Annika Treuber. Samen brachten zij deze vierdelige sprookjesachtige muziek als vier karakterstukken, waarin de altviolist zich van zijn meest subtiele en fijngevoelige kant liet beluisteren en de pianiste hem daarin feilloos ondersteunde. Opmerkelijk mooi en integer was de klank van Larivière, die zich verre hield van ‘altvioolgeloei’ en Schumann uiteenzette in een uitgesproken fijnzinnige, genuanceerde en uitgebalanceerde taal, die wel romantisch was maar niet ten onderging in gezwelg of oppervlakkige sentimenten. Alsof hij uit was op een moderne omarming van de romantiek, volgde daarna Cello Counterpoint in een bewerking voor altviool en tape van Steve Reich. Opnieuw stond Larivière als eenzame solist op het podium om zich dapper en met flair staande te houden in dit stuk, dat volgens Reich zelf een van zijn aller moeilijkste werken is. Het lukte hem wonderwel, zonder uitglijders en met een energieke drive die bewondering en ontzag afdwong. Zo kun je alleen maar spelen als je er vele uren studie op hebt zitten.
Zwanenzang van Sjostakovitsj
Na de pauze begon Larivière opnieuw solo met de Elégie van Stravinsky, gecomponeerd ter nagedachtenis van de primarius van het destijds wereldberoemde Pro Arte Kwartet, het ‘hofkwartet’ van Koningin Elisabeth van België, dat zich na de Tweede wereldoorlog ontwikkelde tot pleitbezorger voor de moderne muziek. In dit even serene als droevige stuk manifesteert de altviool zich in vier secties- prelude, koraal, fuga (meerstemmig) en finale- alsof hij op het steeds meer vervagende grensgebied tussen leven en dood balanceert. Ondanks zijn jonge leeftijd gaf Larivière er een meesterlijke uitvoering van, waarin wijsheid en diepgang door klonken. Het recital werd besloten met de zwanenzang van Sjostakovitsj, de huiveringwekkende Sonate in C op. 147 voor altviool en piano, die net zo goed ‘voor piano en altviool’ had kunnen heten, omdat beide instrumenten een volstrekt gelijkwaardig aandeel leveren bij het verklanken van deze aangrijpende muziek, waarin de Mondschein-sonate van Beethoven fungeert als leitmotief. Zowel Larivière als Treutler speelden hun partijen met een opmerkelijk gevoel voor integere klankexpressie, verinnerlijkt en bewogen, nobel en glashelder gefraseerd, maar waar nodig ook grimmig en sarcastisch, en op meer lyrische momenten met een ontroerende, bijna kosmische expressie van eenzaamheid en verlatenheid. Al met al een recital dat in alle opzichten smaakte naar méér!
Wenneke Savenije
Info: