Topbarok in Vredenburg en Muziekgebouw aan ‘t IJ

Théotime Langlois de Swarte, viool & Justin Taylor, klavecimbel. Werken van Dubuisson, François & Louis Francoeur, François Couperin, Jean-Philippe Rameau, Henry Eccles, Henry Purcell, Alessandro Marcello en Arcangelo Corelli. Gehoord: 30 april 2025, TivoliVredenburg, Herz, Utrecht. Herhaling 4 mei, Muziekgebouw aan ’t IJ, Amsterdam.

Door Peter Schlamilch

 

Een hele avond vol onbekende werken uit de barok, met slechts één violist, begeleid door een klavecimbel – dat heeft niet direct alle kenmerken van een spannend concert waarvoor je een prachtige voorjaarsavond in de steek laat. Maar soms word je verrast en zelfs overweldigd door emoties, zoals afgelopen woensdagavond in TivoliVredenburg in Utrecht: de Franse barokviolist Théotime Langlois de Swarte en klavecinist Justin Taylor (ondanks zijn naam ook een Fransman) speelden met zoveel ongebruikelijk en romantisch elan dat je, ondanks de vaak melancholieke noten, er echt blij van werd.

 

 

Veelbetekenende glimlachjes

Volslagen onbekende werken van componisten als de gebroeders Francoeur (wie?), Dubuisson (eigenlijk Jean Lacquemant), van de behoorlijk onbekende Engelsman Henry Eccles (hij emigreerde naar Parijs omdat hij vond dat hij thuis te weinig erkenning kreeg) en de Venetiaanse dichter, schilder, wiskundige en kennelijk componist Alessandro Marcello, die zelfs door Bach werd geëerd met een transcriptie van zijn hoboconcert. Daarnaast waren de ‘gouwe ouwen’ Couperin, Rameau en Purcell te bewonderen, allemaal componisten die volgens beide musici allerlei ingewikkelde verbindingen met elkaar hadden, hoewel ze daar zelf ook niet helemaal uitkwamen. Maar wat gaf het ook? Beide dertigers zagen er op hun sneakers niet alleen vlot en hip uit, maar speelden met een geestdrift die ik even niet zag aankomen: ze communiceerden niet alleen vlekkeloos en subtiel met elkaar, maar ook met het publiek, gaven elkaar en de toehoorders soms veelbetekenende glimlachjes en knikjes waar er kennelijk een plotse vrijheid genomen werd die niet was afgesproken, of een andere onbekende afslag genomen werd.

 

 

Muziekhonger

Ze bespraken op luchtige, bijna studentikoze wijze enkele achtergronden van de werken, de componisten of gewoonweg hun diepe liefde voor bepaalde toondichters: ‘Couperin is de beste componist van de wereld’ hoorden we opeens, waarbij schalks in het midden werd gelaten of deze best verrassende boodschap serieus bedoeld was of niet. Het publiek schoot steeds vertederd in de lach, want allang was duidelijk geworden dat voor deze rasmusici élk stuk dat op de lessenaar stond ‘het beste ooit geschreven was’: elke noot lijkt voor deze heren van levensbelang, hun ‘muziekhonger’ is zó groot dat ook de wat minder geniale werkjes in hun handen ware ‘meesterwerken’ van inventiviteit en sprankelendheid worden. Hoe ze dat doen? Tja, het beste omschrijft Justin Taylor het eigenlijk zelf:

‘Het klavecimbel heeft geen dynamiek. Je kunt geen decibels variëren, maar er is een hele kunst van ‘verhulling’ – het toucher, de snelheid van aanslag, een lichte vertraging of versnelling, hoe je een noot verschuift, de linker- of rechterhand… Dat creëert een bepaalde muzikaliteit, een ritme dat de noten anders laat voelen, en dat geeft de indruk van dynamiek.’

 

 

Lange dissonanten

Precies dát is wat Taylor de hele avond doet: hij tovert klanken op het – overigens zeer fraaie – instrument van Sebastián Núñez (revisie Martin Spaink) waarvan ik niet wist dat ze uit een klavecimbel gehaald konden worden: het instrument lijkt onder zijn handen dán weer te tinkelen als een klokkenspel, te betoveren als een spinet, te fluisteren als een luit (prachtig luitregister!) of te grommen als een pianoforte. Taylor neemt mooie muzikale risico’s en durft expressieve, ja bijna romantische rubati (enigszins vrij in tempo) te maken, te versnellen of juist eindeloos te vertragen (bijvoorbeeld in de slotmaten van een stuk), of met scherpe, uiterst lange dissonanten de muziek onder een constante spanning te houden.

 

 

Mensen van vlees en bloed

Precies dát doet ook zijn wapenbroeder, violist Théotime Langlois de Swarte, hoewel die natuurlijk wél met dynamiek (volume) kan spelen, en dat ook volop doet. Hij bespeelt zijn Bergonzi uit 1733 op alle mogelijke wijzen, op de toets en aan de kam, kantelt licht de boog om wéér een andere kleur aan zijn instrument te ontlokken of laat de stok zo licht over de snaren zweven dat zijn partij fluisterstil, haast flautando (fluitachtig) karakter krijgt. Langlois de Swarte gebruikt soms ook een stevig, haast ‘modern’ vibrato waar hij dat nodig vindt en speelt non-vibrato waar de muziek erom vraagt, zonder ook maar ooit iets van zijn warme toon te verliezen – een perfecte opvatting van barokmuziek, die door velen als iets plechtigs en verhevens wordt gezien, vergetend dat onder die pruiken ook mensen van vlees en bloed zaten.

 

 

 

Virtuoze passages

Van vlees en bloed was ook de perfecte, zeer stijlvaste retorica (zo essentieel voor de barok) die beide heren hanteerden, hoewel de retorische figuur van de interrogatio, de smekende vraag, wat mij betreft vaak nóg dramatischer had gemogen. Het fascinerende was echter dat de interpretaties, zowel in muzikaal als retorisch opzicht, zo ondogmatisch, vrij en expressief overkwamen, dat het concert in niets leek op de soms zo ‘studeerkamer-achtige’ barokconcerten van ook gerenommeerde(re) ensembles. Niet dat er niet gestudeerd was, integendeel: het hele concert was technisch perfect, beide musici voelden elkaar volledig aan en alle virtuoze passages waren vlekkeloos.

 

 

Verleidelijk aaien

Ook de opbouw was grandioos: niet alleen tijdens de (vaak piepkleine) deeltjes zelf, maar ook in de complete werkjes zat een steeds voelbare spanningsboog, die soms zelfs terecht ‘noopte’ tot het samenvoegen van meerdere werken, waardoor niet altijd duidelijk was waar het ene ophield en het andere begon. Maar nogmaals: wat geeft het, bij zo’n muziekfestijn?

Ook in het totale programma zat een doordachte opbouw: de wat zachtere, poëtische klanken zaten overwegend aan het begin, en mondden uit in enkele vurige stukken, zoals Corelli’s La Follia (De gekte), waarin beide topmusici lieten zien dat ze niet alleen subtiel en verleidelijk konden aaien, maar ook als bezetenen op hun instrumenten tekeer konden gaan, en alles wat daartussen zat ook aanraakten. Een topavond, die zich op 4 mei herhaalde in het Muziekgebouw aan ’t IJ, waar beide musici als de twee musketiers behalve virtuoze instrumentale behendigheid vooral muzikale avontuurlijkheid en speelvreugde uitstraalden.

Peter Schlamilch

Foto’s: Peter Schlamilch, Wenneke Savenije

 

 

Info:

www.muziekgebouw.nl

https://www.tivolivredenburg.nl/klassiek/

You May Also Like

Dierlijke dans- Into the Hairy met NDT en Sharon Eyal Dance

Pianist David Fray verlicht de Jurriaanse Zaal van De Doelen met stralende Mozart

Marina Mahler reikt Mahler Award uit aan Britse dirigent John Warner

Pure spanning: pakkende Beethoven en Schubert met Janine Jansen, Järvi en de Kammerphilharmonie Bremen