Viotti’s Verdi-requiem warmbloedig en hartverscheurend bij NedPhO

Viotti’s Verdi-requiem warmbloedig en hartverscheurend bij NedPhO

Giuseppe Verdi: Messa da Requiem: Nederlands Philharmonisch Orkest, Koor van De Nationale Opera, Lorenzo Viotti, dirigent, Inna Demenkova, sopraan, Eve-Maud Hubeaux, mezzosopraan, René Barbera, tenor, Anthony Robin Schneider, bariton

Gehoord: 9 maart 2025, Concertgebouw, Grote Zaal, Amsterdam

Door: Peter Schlamilch

 

Dat Verdi een groot componist is, weet iedereen natuurlijk allang: opera’s als Simon Boccanegra, Don Carlo, Aida, Otello en Falstaff zijn eeuwige werken die na meer dan een eeuw nog dagelijks tienduizenden mensen in vervoering brengen. Dat Verdi ook werkelijk geniaal is, hoor je pas bij een uitvoering van zijn machtige Requiem, zeker als het zo doorleefd en technisch hoogstaand wordt uitgevoerd als afgelopen zondag in het Concertgebouw. Een kort beeld: solisten van topniveau, een uitzonderlijk doorleefd zingend Koor van De Nationale Opera, een zeer bewogen spelend Nederlands Philharmonisch Orkest en dirigent Lorenzo Viotti op de toppen van zijn emoties.

 

 

Zielenheil

‘Het Requiem is de kroon op Verdi’s leven – een werk waarin hij de menselijke ziel confronteert met de eeuwigheid,’ zei schrijver en Verdi-biograaf Franz Werfel over dit werk, en precies zo was het bij het NedPhO: dit was niet de zoveelste uitvoering van het Verdi-requiem, nee, hier werd aan publiek, zangkoor, solisten én orkestmusici niet alleen hun eigen dood voorgehouden, maar tegelijkertijd het vreselijke lot der gehele mensheid – een lot dat Lorenzo Viotti als een loodzware deken van stilte over alle aanwezigen liet neerdalen, vlak voor aanvang. Het leken wel minuten voordat hij de eerste noot liet klinken in de celli, en het effect ervan was verpletterend: de uiterst zachte mineurdrieklank, naakt en onbeschermd, gevolgd door een haast verbouwereerde koorinzet: Requiemrust

Weliswaar de rust na de allesverwoestende explosie, want Verdi’s blik op het hiernamaals is bepaald niet optimistisch: hoewel hij het werk zo’n anderhalf uur later in majeur afsluit, zijn de laatste woorden, aarzelend: ‘Libera me’, bevrijd me, (Heer). Waar Mozart’s Requiem aan het slot tenminste nog het eeuwige licht ontsteekt als hoop voor de achterblijvers (maar weliswaar onbestemd, want zonder terts, afsluit) is het bij Verdi geen zekerheidje dat alles goed zal aflopen met ons zielenheil.

 

 

Religieuze eerbied

Viotti heeft het koor zeer grondig geïnstrueerd en het bijvoorbeeld gevraagd ‘storende’ medeklinkers, zoals de ‘x’ in de openingswoorden ‘et lux perpetua’ te verdonkeremanen (sommige dirigenten laten maar al te graag horen dat ze die ‘gelijk kunnen krijgen’), zodat niets ons stoort bij de magnifieke opbouw die hij creëert: van het vrijwel onhoorbare il più piano possibile (zo zacht als mogelijk) tot het bevrijdende solistenkwartet, dat werkelijk magistraal wordt geopend door de Mexicaans-Amerikaanse tenor René Barbera, die met zijn animando un poco inderdaad ‘meer leven’ in Verdi’s doodse vlakten brengt. Wát een stem, wat een glans, wat een brille – een operatenor die een geestelijk werk zingt zonder ook maar één keer te schmieren of andere ongepaste effecten te gebruiken. Hij vult met gemak de Grote Zaal en houdt nog veel volume over, duidelijk door Viotti gevraagd om zijn allergrootse timbre voor Radames of Otello te bewaren – rollen die ik hem overigens, maar dan over een jaar of tien, met gemak uit zijn mouw zie schudden. En hoewel zijn stem slank en soepel is, vult hij de zaal met moeiteloos en neemt daarbij ook nog heel veel van Verdi’s vele aanwijzingen in acht: alle accenten, alle dynamieken en crescendi zijn op hun plaats, maar altijd met volledig tekstbegrip en met bijna religieuze eerbied voor Verdi’s geniale noten.

 

 

Niets blijft ongewroken

Ook de bas Anthony Robin Schneider is duidelijk te kennen gegeven niet te veel uit te halen, en dat is jammer, want je merkt dat hij vaak inhoudt waar het best een tandje meer mag zijn, terwijl zijn prachtige, sonore stem nog voldoende volume overheeft. Het resultaat is wel, bewust, een heel genuanceerde vertolking van Verdi’s prachtige cantilenen, waarmee ook hij zijn teksten prachtig en begripvol voordraagt. Van de Russische sopraan Inna Demenkova had ik een wisselend beeld: niet alle intonaties vond ik even overtuigend en soms heeft ze heel even tijd nodig om exact op de juiste noot te komen, maar haar stem is mooi – slank en helder – en haar hondsmoeilijke hoge noten aan het eind waren heel knap en trefzeker. Voor dit werk zou je eigenlijk een volledig Italiaans solistenensemble wensen, en ook de Zwitserse mezzosopraan Eve-Maud Hubeaux is geen Italiaanse, maar zingt wel met veel passie en vol vuur. Ze legt als ras-operazangeres veel kleuren, drama en expressie in haar noten, teksten en mimiek. Haar Liber Scriptus is niet alleen profetisch, maar ook angstaanjagend intens, en ook de vele luisteraars die, zoals ik – van pure fascinatie – de tekst niet meelazen, zullen gevoeld hebben dat ze verhaalde over het grote Boek, waarin alles staat geschreven, waar niets verborgen blijft en niets ongewroken. De rillingen huiverden door de zaal, gedragen door de prachtige en expressieve stem van deze uitmuntende mezzo.

Het overbekende Dies Irae klonk als nooit tevoren: Viotti joeg zijn orkestleden door de poorten van de hel en weer terug, niet in de laatste plaats voortgestuwd door de geweldig gespeelde, kurkdroge syncope-knallen in de grote trom, die net zo angstaanjagend waren als Verdi ze bedoelde, getuige zijn aanwijzingen bij deze noten. De componist schreef er ffff (supersterk) bij, in een orkaan van een toch al zeer sterk (ff) woedend orkest. Geweldig gespeeld, compliment!

 

 

Basisfout der Schepping

Viotti maakt steeds volledig contact met het fenomenaal zingende Koor van De Nationale Opera: wat een genot om deze topzangers eens zonder pruiken en belichting de hel te horen bezingen in het acoustische paradijs van het Concertgebouw. Natuurlijk is tekstbegrip voor één van de beste operakoren van Europa geen enkel probleem (de tekstvoordracht was subliem en zeer Italiaans), maar de zangers genoten zichtbaar volop van de muzikale nuances waarin ze zich, voor even bevrijd van het operatoneel en zich alleen op de muziek richtend, konden begeven, alles onder de vrije, ademende maar altijd controlerende leiding van Viotti, die zijn dramatische visie op Verdi’s meesterwerk overduidelijk aan de koorleden had weten over te dragen. Elke stilte was doorleefd (en niet gewoon ‘uitgeteld’), elke stemgroep kwam in volle kleurenpracht tot zijn recht en elke uitbarsting was een oorverdovende (maar nooit overschreeuwde), woedende klacht aan de dood, die, voor sommigen, basisfout der Schepping. Hopelijk komt iemand op het idee om dit geweldige koor vaker in te zetten in de concertzaal, zeker in dergelijk dramatisch repertoire: één of twee keer per jaar buiten het operatheater is niet alleen goed voor discipline en repertoirekennis (waar overigens niets aan mankeert, hoor), maar vooral ook goed voor het publiek!

 

 

Schakeringen en nuances

Viotti’s leiding betrof niet alleen de noten, die door het Nederlands Philharmonisch Orkest werkelijk meer dan voortreffelijk gespeeld werden, maar ook de ziel van de muziek. Hij benut de vele retorische pauzen ten volle, en brengt er soms een paar extra aan, en terecht: publiek, koor en orkest hebben af en toe die paar seconden mentale rust nodig om de vele indrukken te verwerken, want Viotti geeft vrijwel elke maat betekenis en zeggingskracht. Het steeds terugkerende geweld van het Dies Irae voelt elke keer weer als een dramatische overval, en ook al heb je dit stuk al tachtig keer gehoord, Viotti weet een retorisch verhaal te vertellen dat op elk moment – niet één uitgezonderd – weet te boeien en te fascineren. Hij weet ook precies waar de schatten in deze toch al zo rijke partituur te vinden zijn, bijvoorbeeld in het prachtig opgebouwde en gezongen Ingemisco (‘Ik kreun als een schuldige’) van de tenor, die van Viotti alle steun krijgt bij het hoogtepunt ervan (‘statuens in parte dextra’: geef me een plek in de hemel), werkelijk schitterend-smekend gezongen door René Barbera: een perfectere hoge bes heb ik zelden eerder gehoord in deze frase. Viotti houdt ook steeds het applaus perfect tegen, en blijft altijd in zijn rol als hogepriester van deze mis voor de dood: geen onvertogen woord, geen kwinkslag of ongepaste knipoog, zoals sommige dirigenten nog wel eens doen. Viotti verdedigt Verdi met zijn leven, maakt extreem zacht wat zo zacht moet zijn, en laat de muziek stromen, bruisen, stormen en exploderen waar dat nodig is. Hij laat de noten soms ellenlang wegsterven en is fel waar koor en orkest hem nodig hebben, kortom: een Verdi-requiem met oneindig veel schakeringen en nuances, alles in een gezonde Italiaanse operastijl zonder daar ooit aan te doen denken. We gaan deze dirigent missen in het Nederlandse muziekleven.

 

Roerloos zwijgen

Heel knap speelt ook het NedPhO – ik heb het al gezegd – maar zoveel huiveringwekkend mooie soli in de houtblazers hoor je niet vaak in één concert. Koper en slagwerk waren grandioos en de strijkers… tja: een absolute topprestatie, met zoveel kleuren en nuances. Iedereen volgde de dirigent met overgave, de liefde voor Verdi en zijn meesterwerk spatten in het rond en de inzet was bij elke musicus en in elke seconde te voelen. Het was lang geleden dat ik mezelf met tranen in mijn ogen aantrof na de laatste slotmaten. Wederom liet Viotti een prachtige, indringende en vooral eindeloze stilte vallen, nog langer dan in het begin, en het publiek zat er roerloos bij te zwijgen. Wat was hier gebeurd? Een wonder.

Peter Schlamilch

Foto’s: Eduardus Lee

 

Info:

www.orkest.nl

 

You May Also Like

Openingsconcert Saariaho-festival gedragen door topsolisten Puglia en Pohjola

Julian Libeer viert 150e verjaardag van Maurice Ravel in het Muziekgebouw aan ‘t IJ

Bij pianoduo Pires-Cambra blijft Pires de grote meester 

Alice Sara Ott houdt sympathiek pleidooi voor Nocturnes van Field