In Memoriam Alfred Brendel (1931-2025), de poëtische denker aan de piano

Door Wenneke Savenije

 

‘The word listen contains the same letters as the word silent’ – Alfred Brendel

Drie Beethoven-cycli

Op 17 juni 2025 overleed de 94-jarige Oostenrijkse meesterpianist Alfred Brendel, omringd door zijn dierbaren, in zijn huis in Londen. Wat onder ons blijft van deze unieke pianist, schrijver, componist en denker, die vooral beroemd werd door zijn heldere en verfijnde opnames van de Weense Klassieken, is een discografie van meer dan 100 albums. Als eerste nam Brendel alle Beethoven-werken op, waaronder drie integrale opnames van Beethovens 32 Pianosonates, een unicum onder de grote pianisten. Als Beethoven-pionier op Vox/Turnabout (1959-1964) koos de jonge Brendel voor snelle tempi, een directe en ongepolijste klank en een analytische benadering, waarbij hij zich liet inspireren door de filosofische Beethovenspecialist Artur Schnabel en Edwin Fischer, in de ogen van Brendel ‘een van de zeldzame pianisten die poëzie, diepgang en menselijkheid wisten te verbinden met een grote geest.’ In zijn Beethoven-cyclus voor Philips uit 1970-1977 kwamen de intellectule aspiraties van Brendel, die meende dat de muziek moest spreken en niet de pianist, meer in balans met zijn gevoelsmatige kanten. Zijn wat scherpe toon was warmer en rijker geworden, zijn tempi iets rustiger, zijn beleving menselijk, muzikaal én diepzinnig. In de jaren 1992-1996 volgde een derde complete Beethovencyclus op Philips (later Decca), waarin de maestro als een wijsgeer vooral introspectief te werk ging: contemplatie won het nu van analytische scherpte en helderheid, de tempi werden nog rustiger, de klank meer ingetogen dan gepassioneerd.

 

 

Opnames en boeken

 Zelf verklaarde Brendel, die bekend stond om zijn werkdrift en vaak zes uur per dag studeerde met pleisters om zijn vingers om nagelbreukjes te voorkomen, over zijn ontwikkeling als pianist: ‘Met de jaren ben ik milder geworden. Niet voor de partituur, maar voor mezelf.’  Ook zijn opnames van Mozart (bedachtzaam, helder en fijnzinnig), Haydn (scherpzinnig én speels) en vooral (de late) Schubert (melancholiek en poëtisch) werden alom geprezen, evenals Brendels opnames van Bach, Schumann, Brahms en Liszt, zijn glasheldere interpretatie van het Pianoconcert van Schönberg en zijn opnames van werken van Busoni en Moessorgski. Philips/Decca bracht zo’n tien jaar geleden een 114-delige cd boxset uit waarop vrijwel alle opnames van Brendel bijeen werden gebracht, een indrukwekkende verzameling die tot de verbeelding zal spreken zolang er mensen naar klassieke muziek luisteren.

 

 

Ook liet Brendel zes lezenswaardige boeken na, met boeiende essays over muziek en daarnaast zijn eigen poëzie: Musical Thoughts and Afterthoughts (1976), Music Sounded Out (1990), Brendel on Music (2001), A Pianist’s A-Z (2013) en de gedichtenbundels One Finger Too Many (1999) en Cusing Bagels (2004). Intellectueel, humoristisch, lichtvoetig, ironisch en bescheiden gaf de maestro ook in woorden uiting aan zijn bevlogen visie op muziek, humor en kunst, waarbij de titel van zijn veelgeprezen essay Must Classical Music Be Entirely Serious uit 1976 de eloquente toon zette.  Brendel koesterde het absurdisme en was overtuigd van de absurditeit van het bestaan, maar hij zag kitsch, Dada, nonsenspoëzie en andere absurdisctische kunstvormen niet als frivoliteiten, maar juist als middelen om de diepte van de werkelijkheid te doorgronden. Over zijn programma’s zei de pianist met typische Brendel-humor: ‘Ik stel mijn recitals samen zoals een fijnproever een maaltijd kiest: ik wil iets voedzaams, iets verfijnds en iets dat moeilijk te verteren is.’

 

 

Protestgedicht

In de concertzaal was Brendel, voor wie klassieke muziek ver boven divertissement en consumentisme verheven was, wat minder luchthartig. Daar was opperste concentratie vereist, want muziek was in zijn ogen iets subliems en van een universele schoonheid, die hij met uiterste precisie in vorm en klank probeerde te vertalen. Gekuch, geritsel met programmaboekjes en plotseling afgaande mobieltjes dreven hem tot grote ergernis en diepe wanhoop. Hij schreef er in 1999 een geestig ‘protestgedicht’ over, vrij vertaald:

De Hoesters van Keulen

De Hoesters van Keulen
hebben zich verenigd met de Klappers van Keulen
en de Hoest-en-Klapvereniging opgericht
een non-profitorganisatie
met als doel
het garanderen van het recht van elke concertbezoeker
om te hoesten en te applaudisseren

Leden zijn verplicht om te applaudisseren
direct na sublieme coda’s
en duidelijk te hoesten
tijdens expressieve stiltes

Duidelijk hoesten is van het hoogste belang
het onderdrukken of dempen ervan
is verboden op straffe van uitsluiting

 

 

Brendel als muzikale coach

Ondanks zijn onmiskenbare pedagodische kwaliteiten heeft Brendel maar drie jonge pianisten gecoacht: de Oostenrijkse Till Fellner (‘I feel privileged to have learnt from him – the most important thing to have happened to me in my musical life’… ‘He told me, for instance, that the beginning of the Beethoven must be very clear, so clear that a musical person could write it down just through listening to my playing…Everything…is there – the motivic material, the character of the piece’) , de Britse Paul Lewis (’He taught me to ask the right questions, not to copy him’) en vermoedelijk zijn meest geliefde protégé Kit Armstrong (‘We share so many interests in art, aesthetics and in humour. We tend to overuse the word ‘inspiration’, but I can’t come up with a better way to describe the influence he has had on showing me how lucky I am to be in this profession’), die al heel jong behalve een uitzonderlijk getalenteerde pianist ook componist, wiskundige en een briljant denker bleek te zijn. Brendel bewonderde Armstrongs intellectuele nieuwsgierigheid, zijn unieke klanksensitiviteit en zijn muzikale onafhankelijkheid, kwaliteiten die goed aansloten bij zijn eigen benadering van de muziek.

 

 

In zijn eigen woorden: ‘Kit Armstrong is the most extraordinary musical talent I have encountered in my life’ …I do not teach in the traditional sense, but Kit is a musician to whom I have devoted more attention than to anyone else. He combines brilliance and depth with a profound love of music.’  Na Brendels afscheid van het podium in 2008 traden Brendel en Armstrong nog regelmatig samen op, waarbij Brendel lezingen gaf en Armstrong piano speelde. De schitterende documentaire Set the piano stool on fire (2011) schetst een ontroerend beeld van de bijzondere relatie tussen Brendel en Armstrong, die de wijze maestro soms bijna door zijn muziekkamer met lichtbruine Bösendorfer doet vliegen van kinderlijk enthousiasme voor het sprankelende pianospel van zijn ‘leerling’, terwijl Brendel op zijn beurt de briljante Armstrong inspireert tot nog meer kleur, diepgang, helderheid en bezieling. Brendels lesstijl werd door Fellner raak getypeerd: ‘There are no rules that slavishly apply to every work – instead, you have to look carefully at every bar and then you have to try to find the solutions.’  Vaste regels zijn er niet, elk stuk vergt een unieke benadering.

 

 

Gedeeltelijk autodidact

Zelf was Brendel, die geboren werd in het (tegenwoordig Tsjechische) Wiesenberg en opgroeide in Joegoslavië en Oostenrijk, na zijn 16e voornamelijk autodidact, met enige begeleiding van Edwin Fischer en Eduard Steuermann. In de documentaire Alfred Brendel – Man and Mask zegt de dan 70-jarige pianist er zelf over: ‘Ik begrijp niet waarom ik geslaagd ben als pianist. Ik was geen wonderkind, ben geen Jood, ben niet afkomstig uit Oost-Europa, kom niet uit een muzikaal gezin; ik heb een goed, maar geen fenomenaal geheugen; ik kan niet bijzonder goed van blad spelen. Ik snap totaal niet waarom ik het heb gemaakt.’  In zijn jeugd kreeg hij pianoles en lessen in harmonieleer, maar al op zijn 14e werd hij als gevolg van de Tweede Wereldoorlog naar Joegoslavië gestuurd om daar loopgraven te graven, wat leidde tot een ziekenhuisopname wegens ernstige onderkoeling. In 1948 gaf Brendel op 17-jarige leeftijd zijn eerste recital in Graz, dat hij als titel meegaf ‘De fuga in de pianoliteratuur’. Hij speelde contrapuntische werken van Bach, Brahms en Liszt, aangevuld met eigen composities (fuga’s en een sonate met dubbelfuga), een gedurfd en intellectueel programma, dat hij combineerde met een expositie van zijn eigen aquarellen. In de jaren die volgden ontwikkelde Brendel zich als pianist vooral door met een oude Revox bandrecorder zichzelf op te nemen en steeds weer te verbeteren. Nadat hij op zijn 21e met succes het Pianoconcert van Prokofiev had opgenomen, kwam hij gaandeweg internationaal in de belangstelling te staan.

 

 

Er volgden steeds meer opnames en een internationale carrière als concertpianist van meer dan een halve eeuw. Alleen al in het Concertgebouw heeft Brendel bijna vijftig keer gespeeld. Als producer van Sylvio Samama’s Concertdirectie G. de Koos had Marco Riaskoff in het seizoen 1972-1973 het geluk het debuut van drie pianohelden in de Grote Zaal te mogen organiseren: Maurizio Pollini, Radu Lupu en Alfred Brendel, die de laatste 3 Sonates van Schubert speelde. Riaskoff: ‘Die ervaring heeft mijn denken over muziek vormgegeven.’

 

 

Bovenop de Olympus

Dat Brendel decennialang hoog op de muzikale Olympus vertoefde zonder ook maar een keer naar beneden te tuimelen, moge inmiddels wel duidelijk zijn. En toch behoorde hij lange tijd niet per se tot mijn eigen meeste geliefde meesterpianisten. Dat had vooral te maken met zijn analytische, vaak enigszins onderkoelde ‘no nonsense’ benadering, waarin hij emotioneel niet altijd even overtuigend kleur bekende. Het klonk steevast prachtig, maar zijn spel wist niet altijd te raken. Kijkend naar oude opnames van de jongere Brendel op YouTube, raak je al snel gefascineerd door zijn hyper-emotionele gezichtsuitdrukkingen, terwijl zijn spel van nature juist wars was van te veel sentiment of oververhitte emoties. Toen Brendel zelf in de gaten kreeg dat hij tijdens het spelen hele rare grimassen trok, dwong hij zichzelf voortaan met een spiegel te studeren, teneinde zich ervan te ontdoen. Dat lukte hem, want de rijpere Brendel zat doorgaans sereen en ingetogen achter de vleugel. Maar onder een beschermende laag van filosofische muzikale nieuwsgierigheid en een vurig verlangen naar helderheid, schoonheid, balans en proportie, ging vermoedelijk juist een enorm emotionele persoonlijkheid schuil, die zichzelf als het ware in bedwang trachtte te houden met beheerst en gesublimeerd pianospel. Brendels intellectuele verlangen naar muzikale zuiverheid en ideale proporties was zowel zijn kracht als zijn zwakte. In zijn eigen woorden: ‘Een gevoel van orde komt voort uit chaos en bevat er altijd een beetje van — maar het is het gevoel van orde dat telt in een kunstwerk.’…’Wie naar tegenstrijdigheden zoekt, zal er genoeg vinden. Het vak van uitvoerder zit vol paradoxen’…’Je moet jezelf vergeten én jezelf beheersen’ …’Je moet de wens van de componist tot op de letter volgen én tegelijk de muziek ter plekke tot leven brengen.’ Volgens hem kwam alle muziek voort uit de stilte: ‘Stilte… is de essentie van muziek zelf, het onmisbare ingrediënt waardoor muziek überhaupt kan bestaan.’ Geen wonder dat Brendel weinig geduld had met de herriemakers in de zaal.

 

 

Laatste recitals

Als voormalig recensent van NRC Handelsblad heb ik diverse optredens van Brendel in de Serie Meesterpianisten van Marco Riaskoff besproken, aanvankelijk met koppen als ‘Schubert bij Brendel kleurrijk, weinig spontaan’ (1987) en ‘Brendel toont de architectuur van Haydn glashelder (1990). Maar in de jaren voor zijn officiele afscheid van het concertpodium in 2008, veranderde er iets, in mijn optiek in Brendels voordeel. In 2006 luidde de kop ‘Brendel (75) nu warmer, opener en kleurrijker’, in 2007 ‘Brendel laat zijn gevoel spreken’ en in 2008 ‘Afscheidsrecital Brendel met passie en ontroering.’ Ik herinner me nog dat ik in 2007 aan de briljante pianostemmer Michel Brandjes vroeg: ‘Wat is er met Brendel aan de hand?’ ‘Hij is verliefd’, lachte Brandjes, maar hij zei er helaas niet bij op wie of waarop, dus dat zal voor eeuwig geheim blijven. Maar feit was dat de wereldberoemde meesterpianist juist aan het einde van zijn indrukwekkende carrière mooier speelde dan ooit tevoren. Zijn markante fraseringen kregen romantische trekjes. Het publiek luisterde zo intens dat het vergat te kuchen of te ritselen. Ik schreef: ‘Ongestoord kon Brendel zijn superieure visie op Haydn, Mozart, Schubert en Beethoven in heldere lijnen uiteenzetten. Zo ontstonden er fascinerende bouwwerken in klank, transparant en volmaakt uitgebalanceerd, maar ook fragiel, vol subtiele lichtwerkingen en kleurnuances, en af en toe verrassend zwierig van beweging.’ … ‘Brendel heeft iets weg van een archeoloog die met een zaklamp en een vergrootglas rusteloos ronddwaalt door het labyrint van zijn favoriete studieobject, waaraan hij steeds weer nieuwe details ontdekt. Maar terwijl de jongere Brendel overwegend neigde naar het academische en intellectuele, laat de oudere Brendel ook zijn gevoel wat meer spreken.’

 

 

Over zijn laatste recital in de Serie Meesterpianisten in 2008, schreef ik o.a.: ‘Vitaal en gedreven liet Brendel, die vooral niet sentimenteel wilde overkomen maar toch diep ontroerd was, het Noorderlicht schijnen over Mozarts Sonate in F, KV 533. Hij liet zich zó meesleuren door het drama in de muziek dat hij er even uitvloog, wat hij oploste met adequate improvisatie. Ook zijn genuanceerde en gepassioneerde vertolking van Beethovens Sonate nr. 13 in Es op. 27 nr. 1 (‘Quasi una Fantasia’) klonk emotioneler dan ooit tevoren. Brendel besloot met een monumentale vertolking van Schuberts Sonate in Bes, D 960, waarin zijn immer tot controle geneigde intelligentie oploste in de magie van inspiratie.’ En daarmee was de cirkel rond, want met datzelfde stuk had Brendel in 1972 het Amsterdamse publiek veroverd. Na bewogen toegiften van Bach, Liszt en Schubert, huldigde Marco Riaskoff ‘zijn’ Brendel met twee kunstwerken: een foto van ‘het stilste publiek ooit’ en een trucagefoto van een 19de eeuws schilderij van Madame de Bourbon, waarop de schaapsherder Brendels gezicht bleek te hebben. De boodschap was duidelijk: Brendel was en is een lichtend voorbeeld voor alle pianisten, musici, muziekliefhebbers en concertbezoekers op deze aarde.

Wenneke Savenije

Foto’s: S. Bottesi e.a.

 

 

 

 

 

 

Info:

http://www.alfredbrendel.com

 

Video:

Alfred Brendel geeft lezing over zijn eigen leven in 2008, zie https://youtu.be/msgJ4Fn8dTY?si=DFTOPGx7fwp4sG3Z

You May Also Like

De verbeeldingskracht van de Flamenco

TRIBUTE TO THEODORAKIS: 2 – 24 oktober 2025 | landelijke tournee door Bart en Julian Schneemann & friends

Het Muziekgebouw aan ’t IJ bestaat 20 jaar!

De Odyssee van de componist Luciano Berio – Zijn muze Cathy Berberian leende hem haar stem