Zeer sterke Beethoven bij Sinfonieorchester Wupperthal

Sinfonieorchester Wuppertal o.l.v. Patrick Hahn, Lukas Sternath (piano).  Gehoord: 10 juli 2025, Concertgebouw, Grote Zaal, Amsterdam

Door Peter Schlamilch

 

Het Sinfonieorchester Wuppertal heeft een rijke geschiedenis, en heeft sinds zijn oprichting in 1862 met solisten en dirigenten als Clara Schumann, Joseph Joachim, Johannes Brahms, Max Bruch, Hans Knappertsbusch, Erich Kleiber en Otto Klemperer gewerkt, en speelt, naast talloze operavoorstellingen, ook zo’n 40 eigen concerten per jaar, sinds het begin van deze eeuw in de schitterende Stadthalle Wuppertal, een hoogtepunt van Jugendstilarchitectuur – rond 1900 onder leiding van niemand minder dan Richard Strauss ingewijd. Het is een van de beste concertzalen van Europa.

 

 

Robuust en stevig

Het orkest maakt ook vele tournees, en was afgelopen week in het Amsterdams Concertgebouw te gast, waar het opende met het Vijfde Pianoconcert van Beethoven, met de bijnaam Keizersconcert, omdat, naar verluidt, tijdens de eerste uitvoering in Wenen een Franse officier zou hebben uitgeroepen: ‘C’est l’Empereur!’ Er zijn ook andere verklaringen, maar wie deze keizer überhaupt zou moeten zijn is volledig onduidelijk. Hoe het ook zij, de Oostenrijkse pianist Lukas Sternath zette het werk voortvarend en energiek in, precies zoals het hoort – de drie openingsaccoorden waren meteen al robuust, stevig en wonden er geen doekjes om: hier werd een lijfstuk van de pianist gespeeld!

 

 

Dwingende slag

Het Sinfonieorchester Wuppertal speelde heerlijk, niet minder vol van klank en ook voor het orkest leek deze muziek gesneden koek, niet zo verwonderlijk, want Beethoven groeide op om de hoek, in Bonn, en zijn muziek wordt elke musicus in die contreien met de paplepel ingegoten. Ik hoorde overigens het orkest twee jaar geleden al in Wagners Tristan und Isolde, dat ook weergaloos klonk.

Jammer was wel dat chef-dirigent Patrick Hahn, bezig aan zijn laatste seizoen in Wuppertal, de maat alla breve sloeg (2twee slagen per maat), terwijl Beethoven toch echt een vierkwartsmaat schreef. Ook al wijkt daardoor het absolute tempo niet veel af, het gevoel van alertheid en prikkelende energie verandert daardoor in een goedmoedige blijheid, wel een van de laatste emoties die je met de sombere componist zou associëren. Ook Hahns slag en mimiek zijn steeds opgewekt en zonnig, op zich een prima eigenschap, maar minder passend bij Beethovens meesterwerk. Vooral in de fellere passages mis je een directe, puntige en dwingende slag, zeker omdat hij zonder stokje dirigeert.

 

 

Muisstille lyriek

Lukas Sternath liet zich er niet door van de wijs brengen, en speelde, geholpen door zijn uitstekende techniek, het eerste deel zelfverzekerd en vurig, waarbij een uitersrt sterke en onafhankelijke linkerhand opviel, niet alleen technisch (logisch), maar ook muzikaal, waardoor middenstemmen het gewicht kregen die ze verdienden. Hij speelt lekker ritmisch – een sine qua non bij Beethoven – maar pakt ook soms uit met bijna Brahms-achtige kleuren en dynamiek, daarbij geïnspireerd door het uitstekend spelende orkest, dat een rijk, laat-klassiek geluid produceerde, met meer dan voortreffelijke solo’s in de blaasinstrumenten en pauken.

Zeker het tweede deel klonk af en toe of Beethoven het zelf speelde in Wenen, compleet authentiek, oprecht en met groot stijlgevoel, hoewel Hahn, in weerwil van het verstilde drama in de partituur, maar bleef glunderen en stralen – Beethovens leed over doofheid en liefdesgebrek staat ver van zijn persoonlijke belevingswereld af, vermoed ik. Gelukkig bleven orkest en pianist de wrange poëzie goed vertolken, en bereikte af en toe superzachte, muisstille lyriek: prachtig!

 

 

 

Wonderschoon en intiem

De overgang naar het derde deel was vloeiend en dromerig, en wat er volgde was weer energiek in de piano: al die loopjes klonken soepel en waren volstrekt in balans, niet alleen met het orkest, maar ook in de beide handen onderling. Sternaths linkerhand liet de piano dreunen alsof een woedende Beethoven het zelf speelde, en het orkest klonk wederom als een klok: een volkomen eenheid, die verried dat het ook een operaorkest is, ook omdat het zélf drama zoekt waar de dirigent dat misschien wat minder aangaf. De toegift, het voor piano bewerkte lied Morgen van Richard Strauss, was wonderschoon en intiem: ik had niet gedacht dat de slotzin ‘Stumm werden wir uns in die Augen schauen, / Und auf uns sinkt des Glückes stummes Schweigen…’ ook zonder woorden zó mooi op de piano zou kunnen klinken – het klonk als… gezongen! Sternath beschikt over een veelzijdige esthetiek, die van fluisterstil naar explosief gaat en veel van wat daartussen zit. Chapeau!

 

 

Ongetemde oerkrachten

Tsjaikovski’s Pathétique, na de pauze, kwam aarzelender op gang dan nodig is, en de hele inleiding was soms wat rommelig, ook omdat Hahn vooral maten dirigeert, en geen frasen. Vanaf de beroemde grote klap liep alles beter, maar ook hier zat de dirigent te veel aan het tempo te rommelen om van Tsjaikovski’s brullende muziek een grote, kolkende en vooral onstuitbare lavastroom te maken die ze zijn moet: hoewel het orkest ook hier weer voortreffelijk speelde en de muziek uitstekend klonk, kreeg de muziek maar geen vleugels en explodeerde nergens precies zó als de grote Rus haar bedoeld had – het klonk vooral Duits en te weinig Russisch. Tsjaikovski moet gillen, grommen en vaak brullen, en dat deed zij ook, maar nét niet orgastisch genoeg om de ziel te bevrijden. Als dirigent mag je Tsjaikovski nooit remmen, maar moet hem zijn gang laten gaan, nooit in de weg zitten maar de ongetemde oerkrachten de vrije baan geven. En ondanks het heerlijk spelende orkest gebeurde dat niet helemaal.

Peter Sclamilch

Info:

www.concertgebouw.nl

https://www.concertgebouw.nl/vriendenloterij-zomerconcerten

 

You May Also Like

Ana Carmen Balestra: onthoud die stem!

Michael Kelly’s Nozze di Figaro in kamermuziekformaat

Orchestra Sinfonica di Milano – Tjeknavorian analytisch en meeslepend

Opernhaus Zürich – Terfel en Kaufmann laten wanhoop en bloed rijkelijk vloeien in Tosca