Mozarts Requiem bloedeloos bij Orkest van de 18e eeuw
Gehoord: 23 oktober 2024, TivoliVredenburg, Utrecht
Door Peter Schlamilch
‘Wat zeur je toch altijd over bezieling en overgave’, zei een goede vriend, ook klassiek musicus, onlangs tegen me, na het lezen van mijn kritiek op een ‘zielloos’ concert, onlangs, van het Concertgebouworkest, en natuurlijk is het zo dat er verschillende publieken zijn, die niet noodzakelijk van dezelfde stijl houden.
Staande ovatie
Voor degenen die van heldere, overzichtelijke en niet al te wilde uitvoeringen houden (en dat waren er velen, gezien de enthousiaste bijval en de onvermijdelijke maar evenzo obligate staande ovatie), was het concert in TivoliVredenburg van het Orkest van de 18e eeuw een waar feest. Mozarts Ouverture Zauberflöte (het lidwoord liet hij weg), zijn 40e Symfonie, het beroemde Requiem en het geliefde Ave Verum Corpus zijn immers voor menigeen de absolute hoogtepunten van zijn oeuvre, en terecht.
Terts weglaten
De wat beschouwelijker (of misschien hypochondrischer) ingestelde luisteraar vroeg zich echter af waarom een dodenmis door zoveel vrolijke werken voorafgegaan moest worden en wie het in zijn hoofd had gehaald om het Requiem in d-mineur (vanouds de toonsoort van de dood), dat door Mozart ‘onbestemd’ werd afgesloten door in het slotaccoord de terts weg te laten (heel bijzonder in zijn tijd), te laten volgen door het Ave Verum in D-majeur, de toonsoort van hoop, die Mozart nu net het hele Requiem probeerde te vermijden.
Lachers op de hand
Misschien voor de gemiddelde luisteraar allemaal geneuzel in de marge, maar er zijn nog concertbezoekers voor wie dit soort overwegingen cruciaal zijn: het Requiem is niet alleen Mozarts eigen afscheidsbrief aan het leven, maar ook een dodenmis voor de gehele mensheid. Die moet je niet inleiden, zoals dirigent Daniel Reuss deed, met een grappig bedoeld pr-praatje waarin je de lachers op je hand probeert te krijgen, maar met gepaste eerbied en importantie.
Hoe terecht zijn opmerkingen over het schandelijke linkse cultuurbeleid in de stad Utrecht ook zijn (de stad bleek al zeven jaar geen muziekschool meer te hebben en zelfs de instrumenten werden onlangs verpatst, en ook in Amsterdam wil het linkse stadsbestuur miljoenen op de podiumkunsten bezuinigen): voor sommigen is dit werk, net als bijvoorbeeld de Mattheüs of Parsifal, zó heilig dat het geen vrolijke inleidingen, zowel muzikaal als verbaal, kan velen.
Loepzuiver, spatgelijk en vlekkeloos
Genoeg over de context nu, de uitvoering van het Requiem zal velen ‘als muziek in de oren’ hebben geklonken: ze was loepzuiver, spatgelijk en vlekkeloos. Het koor zong schitterend: intens, met ronkende bassen, lyrische tenoren en stralende sopranen (alleen de alten vond ik wat timide). Het Orkest van de 18e eeuw speelde flexibel, verend en homogeen, hoewel de blazers wat meer karakter hadden mogen tonen. De solisten waren stuk voor stuk ideaal: prachtig en stijlbewust zingend, ofschoon wat meer expressie geen kwaad had gekund.
Gesmeekt om vergeving
Maar was dit nu een dodenmis? Werd er werkelijk getreurd om het lot van de mens, gegruwd in het zicht van de hel, gesmeekt om vergeving, of gejubeld in de hoop van het eeuwige licht? Helaas: niets van dat al. Naast muzikaal-technische perfectie was het vooral een zielloze exercitie, waarin dirigent Reuss soevereine controle had, maar nergens de gewijde sfeer kon aanbrengen die dit stuk zo verdient. De dirigent keek olijk in het rond, gaf her en der knipoogjes en men waande zich eerder op een nieuwjaarsconcert dan in aanwezigheid van een van de meest dramatische scheppingen van de menselijke geest: alles was puur op klankschoonheid gericht, de retorica van de tekst was ver te zoeken en over cruciale noten en wendingen werd routineus heen gedirigeerd, de slotmaten zelfs in achtsten, alsof we nog onder Karl Böhm in de jaren ’70 leven. Zelfs de lichte versnelling bij de tenorinzet Mors stupebitmeende ik van die oude opname te herkennen.
Tijdsgeest
Het zal de tijdsgeest zijn, het verdwijnen van werkelijke diepgang uit de maatschappij, of mijn eigen, misschien te diepe verbondenheid met dit soort werken, maar mij kunnen concerten zonder overgave niet boeien, zonder de strijd om elke noot en zonder werkelijk begrip voor de wanhoop van de componist. De magistrale vierstemmige fuga van de fagotten en bassethoorns klonk prachtig, maar schuurde nergens, zoals het echte leven dat wel doet: het leek alsof alle rafelrandjes zorgvuldig waren weggeslepen, contrair aan de geest van Mozart.
De tekst was uitstekend te verstaan, maar vrijwel nergens merkte ik dat die door wie dan ook begrepen of doorleefd werd. Ook het Ave Verum werd werkelijk beeldschoon gezongen en begeleid, maar op geen enkel moment zag ik het dode lichaam van Christus voor me, of Diens wonden waaruit ‘water en bloed’ vloeiden. Voor mij zijn dat cruciale elementen in elke muziekuitvoering, zonder welke ieder concert betekenisloos wordt. Maar misschien verwacht ik te veel en graaf ik te diep: het publiek was dolenthousiast.
Zonder dirigent
Voor de pauze werd dus begonnen met de ouverture Zauberflöte, ook vlekkeloos gespeeld, maar de beroemde drie openingsaccoorden, naar verluidt een verwijzing naar Mozarts hang naar vrijmetselarij, werden in vierkwartsmaat gedacht en niet Alla breve, dus twee keer zo snel. Van een ‘authentiek’ orkest mag toch enige kennis van Mozarts autograaf verwacht worden, maar hier speelde een ander probleem: de orkestwerken voor de pauze werden zonder dirigent gespeeld, iets wat technisch makkelijk kan, maar waardoor een uniforme interpretatie ontbreekt.
Vormeloos en ondoordacht
De zeer begaafde en heerlijk spelende concertmeester Alexander Janiczek leidde het orkest uitstekend, de balans was prima en er was duidelijk veel gerepeteerd en afgewerkt. Maar zonder dat iemand echt het overzicht en de leiding heeft, wordt elke uitvoering richtingloos en ondoordacht, als een groep toeristen die zomaar wat door Rome sjokt. Een prachtige, homogene klank, maar nergens werd de uitvoering echt pittig of zelfs vinnig. Duidelijk was dat de strijkers veel aandacht hadden gekregen, maar de blazers klonken wat kleurloos en durfden hun extreem belangrijke rollen bijna niet te pakken.
Foutloos en geolied
Ook in Mozarts 40e verliep alles foutloos en geolied en in een perfect tempo, maar de ziel van de Grote Wener ontbrak ook hier: waar waren de superscherpe accenten, die soms idiote zijwegen en valkuilen en de geniale contrapunten? Natuurlijk, de extra fagotsolo aan het begin van de reprise van het eerste deel werd heus wel gespeeld, en mooi ook, maar eerder als verwachte versiering dan als briljante, onverwachte en betekenisvolle verrassing. Het derde deel had wat mij betreft direct mogen aansluiten op het voorgaande, en bleef bovendien veel te braaf: de over elkaar heen buitelende stemmen bleven plechtig in het gelid en kregen geen kans te ontsnappen, net als in het vierde deel, waar de grote hoorninzet in maat 147 veel te bescheiden klonk.
Vredenburg was uitverkocht en blij, en dat is prachtig. Ikzelf ging wat terneergeslagen naar huis met een steen in mijn maag. Ik kwam Mozart nog tegen in de bus, en hij verwaardigde me met een kort knikje. Hij leek het met me eens te zijn.
Peter Schlamilch
Info: