Residentie Orkest schittert in Mahlers Vijfde

Gehoord: 15 december 2024, Concertzaal Amare, Den Haag

Door Peter Schlamilch

 

Een vervloekt werk

Het scheelde niet veel of Gustav Mahler was er niet meer geweest, toen hij aan zijn Vijfde Symfonie begon: een half jaar ervoor was hij getroffen door een darmbloeding die hem ‘op een uur na’ het leven kostte. Met zijn Vijfde brak hij met de vocale traditie van zijn eerdere symfonieën: hij schreef een grillig werk dat in zijn tijd niet begrepen werd. ‘De Vijfde is een vervloekt werk. Niemand snapt het’, schreef hij, en ook de recensies waren destijds niet best.

 

 

Liefdesgedicht

In onze tijd is het een geliefd werk geworden, zeker het beroemde Adagietto, waarvan Mahler de noten aan zijn pas gevonden geliefde Alma stuurde, zonder zelfs een begeleidend schrijven. Maar ze begreep hem, zeker toen hij later een liefdesgedicht voor haar schreef, dat, wonderlijk genoeg, kinderlijk eenvoudig op de noten zou blijken te passen:

Wie ich Dich liebe, Du meine Sonne,

ich kann mit Worten Dir’s nicht sagen.

Nur meine Sehnsucht kann ich Dir klagen

und meine Liebe, meine Wonne!

 

 

Razendsnel omschakelen

Het werd, afgelopen zondagmiddag, weergaloos gespeeld door het Residentie Orkest, het sympathieke en kwalitatief hoogstaande orkest dat vrijwel alleen in Den Haag te horen is (behoudens de jaarlijkse operareeks in Amsterdam). En dat is jammer, want het orkest speelt zeer bevlogen, is homogeen, bijna robuust van klank en heeft prachtige strijkers- én blazersgroepen (ook de andere musici niet te na gesproken). Robuust dus, maar waar het moet ook fijnzinnig en met grote individuele kwaliteiten: juist de grote contrasten tussen het flinke uitpakken en het dan razendsnel kunnen omschakelen naar genuanceerd en ragfijn spel kenmerkt uitstekende orkesten, en dat is het Residentie zeker.

 

 

Uitstekende trompetsoli

Andere kwaliteiten van goede orkesten: de achterste lessenaars van de strijkers zetten zich net zo vurig in als de voorste (check) en strijkers spelen in krachtige passages met de complete strijkstok, dus niet een stukje ervan, en ook dat zit allebei bij het RO wel goed: de inzet in het orkest is vrijwel overal gedreven en overtuigend, en heel veel solo’s zijn ronduit heerlijk om te horen, zoals de uitstekende trompetsoli van Erwin ter Bogt in Mahlers Vijfde. Kortom: het Residentie Orkest is een bezoek aan Den Haag meer dan waard, als je er al niet woont, natuurlijk.

 

 

Rijke, volle toon

Voordat Mahler losbarstte werd begonnen met het bekende Vioolconcert van Max Bruch, weergaloos gespeeld door de Nederlandse violiste Simone Lamsma, die met haar sterke, indringende toon al meteen de zaal op scherp zette in haar eerste inzet: de beroemde lage G, die, omdat het een ‘open snaar’ is, altijd best spannend is: je kunt je vinger niet gebruiken om er extra gevoel of intonatie aan toe te voegen. De noot sneed door merg en been, op de goede manier: krachtig en intens, zoals Lamsma’s voordracht de hele avond was. Ze heeft een rijke, volle toon, warm en doordringend, altijd zuiver en aangenaam om te horen: een klank om van te houden.

 

 

Subtiele fraseringen

De akoestiek van Amare is niet ‘fluweelachtig rond’, zoals in het Amsterdamse Concertgebouw bijvoorbeeld, maar redelijk direct en weinig verhullend. Dat weerhield orkest noch soliste ervan om ‘diep in de snaar’ te gaan, en met veel inzet steeds de zaal volledig te vullen. Ook in het zachte, tweede deel, bleef Lamsma expressief, precies zoals de componist dat voorschreef: er ontstond een indringende poëzie, uitstekend begeleid door orkest en dirigent Anja Bihlmaier, die met vaak kleine, beheerste bewegingen Lamsma alle ruimte gaf, toch steeds ondersteunend en, waar nodig, aanwezig, met vaak zeer subtiele fraseringen, articulatie en boogvoeringen bij de strijkers.

Bihlmaier heeft veel contact met soliste en orkest, en zorgt er met haar heldere slag voor dat alle pizzicati (getokkelde noten) in de bassen, en dat zijn er nogal wat bij Bruch, volstrekt synchroon verlopen. De hoorn- en fagotsolo waren prachtig.

 

 

Begeleiding en tegenspel

Het bekende derde deel was ritmisch messcherp in het orkest, misschien wel scherper dan bij de soliste, die voor het overige ook hier weer stralend acteerde: een indringend-heldere en toch altijd warme toon golfde door de zaal, die het bekende thema niet belegen, maar jeugdig fris deed klinken, alsof het vorige week gecomponeerd was. Ook hier de intelligente frasering en de uitstekende opbouw, en ook hier boden dirigente en orkest weer een uitstekende combinatie van begeleiding en tegenspel: compliment!

 

 

Diepe treurnis

Mahlers Vijfde werd, als gezegd, puik geopend door de lastige trompetsolo, die niet, zoals sommigen denken, is geïnspireerd op Beethovens Vijfde (het tweede deel overigens wél), maar destijds al een bekende Oostenrijkse legermars was. De kwaliteit van het orkest deed zich ook hier gelden: gepassioneerd spelende contrabassen, meeslepende cello’s, bevlogen altviolen (van de vurig leidende aanvoerster tot de laatste lessenaar), en heerlijk ronkende violen. Alle ingrediënten voor een perfecte Mahlersymfonie waren aanwezig en we werden niet teleurgesteld: hout, koper, slagwerk… alles liep als een goed geoliede machine, helder aangestuurd door Bihlmaier, die het bij een heldere, maar wat afstandelijke slag hield. De diepe treurnis van het eerste deel werd in haar voordracht niet zonder meer duidelijk, en wat meer Mahleriaans gewicht en diepte en opbouw in de interpretatie hadden niet misstaan.

 

Zeer alert en betrouwbaar

Waar Bihlmaier voor de pauze nog veel contact met het orkest had, had ze hier steevast meer oog voor de partituur; begrijpelijk, maar in een Mahlersymfonie wel jammer, en hoewel ze krachtig en helder bleef takteren, misten we teveel haar eigen stempel op de partituur: het bleef vaak een aaneenschakeling van prachtige momenten, waarin samenhang en opbouw af en toe ontbraken. Wel waren haar tempo-overgangen en de (weinige) rubati dik in orde, ook door een zeer alert en betrouwbaar reagerend orkest.

 

 

Inzet en concentratie

Het tweede deel was waarlijk Stürmisch, en het orkest voelde zich duidelijk gesteund door Bihlmaiers slag. Het liet Mahlers storm met heerlijke orkaankracht door de zaal razen, precies zoals de componist zich die had voorgeschreven: niets of niemand werd gespaard, en zo hoort dat ook. In het Scherzo dat volgde waren de pizzicati in de eerste strijkers voorbeeldig, net als de vele hoornsolo’s. Hoewel ook hier de dirigente niet overdreven expressief was, liet het orkest Mahlers totale wanhoop en gekte in haar volle glorie horen: wát een inzet, toewijding en concentratie!

 

 

Magisch

Het beroemde Adagietto was voorbeeldig: een geweldige, verstilde, echt Mahleriaanse strijkersklank betoverde de zaal, met de harp als natuurlijke aanvulling, zonder ooit overheersend te worden. Omdat ook hier Bihlmaier iets meer sfeer en opbouw had mogen creëren, deden de orkestleden dat zelf: in volledige concentratie en overgave aan Mahlers meesterwerk stroomde de melodieën naar het prachtig-verstilde slot, dat magisch-berustend wegstierf. Mahler past dit orkest als een handschoen; na alle orkestbezuinigingen van de laatste jaren een orkest om te koesteren.

 

Peter Schlamilch

Foto’s: Marco Borggreve, merlijn Doonernik e.a.

 

Info:

https://residentieorkest.nl

https://simonelamsma.com

https://www.amare.nl/nl/pQNKPsd/klassieke-muziek-en-opera-in-seizoen-24-25

 

You May Also Like

Kippenvel bij Rudi Stephans opera Die ersten Menschen

Canellakis verbindt heden, verleden en toekomst in Requiem van Brahms

Simone Youngs verzadigde Zesde Bruckner maakt indruk bij Concertgebouworkest

Verzorgd spel en voorbeeldige articulatie van pianiste Angela Hewitt