Mozarts ‘improvisaties’
Door Emanuel Overbeeke
Mozart was behalve componist ook uitvoerder, vooral pianist en soms strijker en zanger. Hoe hij speelde, weten we strikt gesproken niet omdat er geen opnamen zijn, al hebben we wel beschrijvingen van zijn spel. Dorian Bandy, een Amerikaanse musicoloog, is niet de eerste die stelt dat Mozarts genoteerde muziek gedeeltelijk de vrucht is van improvisaties. Bekende voorbeelden zijn composities voor piano en een of meer andere instrumenten, waarbij Mozart eerst de andere partijen noteerde en bij de première de pianopartij improviseerde omdat die nog niet op papier stond. Bandy gaat verder. De improvisaties boden Mozart ook de gelegenheid te schaven aan zijn werken. De meest voor de hand liggende voorbeelden zijn de variatiewerken voor piano waarin een variatie begon als een improvisatie over een thema. Die variatie beperkte zich niet tot enkele versieringen van het melodisch-ritmisch-harmonisch kader dat hij intact liet. Mozart speelde ook met het kader, weliswaar niet zo ingrijpend als Beethoven, maar voldoende om er een enorme variëteit in aan te brengen. De structuren van veel van zijn sonates en concerten zijn aldus Bandy ontstaan uit improvisaties gebaseerd op het toen bekende arsenaal aan pianistische figuren. Dat arsenaal wist Mozart door zijn spel als uitvoerder uit te breiden en toe te passen op verrassende wijzen. In deze omgang met uitvoering maakte Mozart geen onderscheid tussen vocale en instrumentale muziek. Niet alleen bood de uitvoering hem de mogelijkheid zijn muziek af te stemmen op de mogelijkheden van de zanger(es), hij kon hiermee ook de muziek beter laten aansluiten op het libretto.
Opmerkelijk aan de meeste voorbeelden die Bandy geeft, gelukkig veel met notenvoorbeelden, dat ze dateren van na circa KV 250, het moment waarop Mozart ontdekte dat hij voor alles een operacomponist was. Mozart was een showman (het woord staat niet voor niets in de ondertitel) en zijn carrière als uitvoerder hoorde daarbij. Dat Bandy amper schrijft over de vroege werken, roept de vraag op wat in die stukken de rol is van uitvoering en improvisatie. Feit is dat in de latere stukken de versieringen complexer zijn en dat in de latere de dramatische functie van de ornamenten veel sterker is. Bij de werken die hij wel bespreekt, is het verfrissend dat hij zich niet beperkt tot de bekende stukken voor Mozarts eigen instrument, maar ook ruime aandacht besteedt aan kwartetten, symfonieën en vioolsonates.
Bandy is een musicoloog die schrijft voor collega’s. Soms mag zijn taalgebruik van mij minder ingewikkeld zijn en af en toe vond ik een uitleg niet helemaal overtuigend, ook omdat hij niet overal een notenvoorbeeld geeft en de lezer geacht wordt bijv. door en door thuis te zijn in een niet zo bekend pianoconcert als KV 246. Wie zich hierdoor niet wil laten afschrikken, al was het maar omdat Bandy ons veel leert over Mozarts werkwijze, heeft hier een boeiend boek.
Dorian Bandy:
Mozart the performer – Variations on the Showman’s Art
University of Chicago Press
ISBN 978-0-226-82855-8 (gebonden