Düsseldorf: Gedemystificeerde Fliegende Holländer ten onder aan draaimolens en nihilisme

 

Gehoord: 23 juni 2024, Deutsche Oper am Rhein, Opernhaus Düsseldorf

Nog te horen: 3 en 6 juni 2024, daarna vanaf 23.01.2025

operamrhein.de

Door: Peter Schlamilch

Het hedendaagse ‘misverstand’ (zelf denk ik dat het bewust gecreëerd is) van veel regisseurs en intendanten over opera is dat de muziek ervan weliswaar geniaal en eeuwig is, maar de tekst en het verhaal ervan maar ‘oubollig en achterhaald’ zijn en dat je de originele regieaanwijzingen al helemáál niet hoeft op te volgen, hoewel ze toch een integraal onderdeel van het originele kunstwerk uitmaken.

De Deutsche Oper am Rhein is een prachtig operahuis waar ik graag heen ga, omdat zang en orkest er vrijwel altijd van hoge kwaliteit zijn, de decors vaak prachtig en de regies nog niet zo woke als sommige voorstellingen bij ons te lande. Over Der Fliegende Holländer, die daar afgelopen maand in première ging in de regie van Vasily Berkhatov, waren wij echter minder te spreken.

 

 

Zwoegen en ploeteren

Veel regisseurs vertellen (niets menselijks is hen vreemd), graag hun eigen verhaal en ‘luisteren’ slecht naar de originele partituur, die toch meestal het geesteskind van grote componisten én tekstschrijvers is, ontstaan na soms jarenlang zwoegen en ploeteren.

Ze leggen dan hun eigen verhalen en levenswijsheden als nieuwe lagen over de oorspronkelijke vertelling, waarbij sommigen in ieder geval nog proberen aan te sluiten bij de geest van het originele werk, en die van zijn scheppers.

Sommigen zijn echter zó overtuigd van hun eigen genialiteit dat het ze koud laat dat de oorspronkelijke boodschap compleet verdraaid of soms ronduit aangerand wordt.

Nachtwacht

We kunnen ons nauwelijks voorstellen dat de Nachtwacht of de Dom van Orvieto make-overs krijgen van de plaatselijke kunstpausen, maar in de opera lijkt het geen enkel probleem te zijn. Dat daardoor hele generaties het contact met het oorspronkelijke meesterwerk en zijn gedachtenwereld verliezen en, niet altijd onterecht, afhaken en opgeven, schijnt ook al geen probleem te zijn. Zelf denken we dat het een funeste ontwikkeling zal blijken te zijn, omdat al die ‘moderne regieën’ meestal een stuk minder geniaal zijn dan het origineel, of, eerlijker gezegd: ze zijn meestal vrij plat, voor de hand liggend en eigenlijk niks bijzonders.

 

 

Bioscoop

Dat laatste gold ook voor Vasily Berkhatov’s regie van Wagners Fliegende Holländer, die deze maand te zien is bij de Deutsche Oper am Rhein in Düsseldorf, hoewel het idee van het eerste halve uur eigenlijk best mooi is: Senta, de Noorse kapiteinsdochter, staat niet, zoals het origineel gebiedt, al haar hele leven in aanbidding voor het portret van de haar nog onbekende Hollander, maar werkt in een bioscoop waar ze de film over haar held honderden keren achtereen bekijkt.

Ademloos gadegeslagen

De personages komen zelfs van het doek af en mengen zich, waarschijnlijk alleen voor Senta’s geestesoog (waarvoor zich overigens ook het openlijke overspel van haar moeder afspeelt), met de echte wereld. Zelfs als traditionalist kon ik wel waardering opbrengen voor deze originaliteit, en ook voor de inventiviteit waarmee we via het filmdoek (inclusief mooie videoprojecties) de bioscoopzaal binnen konden kijken, die daarna kunstig veranderde in een rudimentaire aanduiding van de twee in de storm gestrande schepen, waar de ontmoeting van de Hollander en de Noorse kapitein Daland zich afspeelde, alles ademloos gadegeslagen door een verbijsterde Senta, die in het origineel natuurlijk niet aanwezig is. Dat geeft niets, want een beetje dichterlijke vrijheid is helemaal niet erg, hoewel de overdaad aan handeling in de bioscoop wel iets teveel afleidt van de enorme openingsaria van de Hollander, geweldig gezongen door Michael Volle, door het blad Opernwelt in 2014 nog verkozen tot ‘Sänger des Jahres’.

 

 

Ideale Hollander

Volle doet zijn naam eer aan: zingt deze enorme rol voluit, zonder ooit in te houden, geeft alles wat hij heeft en doorboort het publiek met priemende blik: een ideale Hollander, die zich in deze idiote regie op geen moment laat afleiden, ook niet als hij later in de draaimolen moet: alles staat bij hem ten dienste van de muziek en Wagners eeuwige schepping, de regie laat hij gelaten over zich heenkomen en doet haar zelfs, Gode zij dank, verschillende malen vergeten. Zijn prachtige stem schalt door de zaal, stijlzuiver zingt hij elke noot (misschien op de wat vreemde appogiatura voor de slotnoot van zijn eerste aria na), diep emotioneel betrokken met het vreselijke lot van de dolende Einzelgänger, en met onuitputtelijke energie, dictie en kleurenpracht weet hij van de Hollander een mens van vlees en bloed te maken, hoewel op sommige plekken misschien een fractie te ‘Italiaans’ en wat te weinig sterk in de laagte, maar dat zijn details.

Onvergankelijke trouw

Ook zijn tegenspeler, Daland (Bogdan Taloş) doet het uitstekend, lijkt aanvankelijk ideaal en heeft een breed kleurenpalet, hoewel hij in de latere akten wat aan kracht lijkt in te boeten, zoals in het duet met de Hollander en later in het terzet. Het mannenkoor is in één woord grandioos: zeer sterk, scherp ritmisch, een volledige eenheid en met prachtige tenoren, die zo belangrijk zijn in deze akten.

 

 

Speciale vermelding verdient tenor David Fischer, die met zijn edele en stralende geluid de Steuermann vertolkt: vanaf de eerste noot zeer sterk en aangenaam-metalig, maar altijd beeldschoon van zeggingskracht, toon en veelkleurigheid, en daarnaast met een vitaliteit, wilskracht, en geestkracht die alle andere zangers naar de kroon stak. Een kleine rol, maar zó goed en levensecht gezongen en gespeeld, dat ik aantekende: ‘dit wordt een hele grote’.

Als beide zeemannen de ‘deal’ over het huwelijk van Senta met de Hollander gesloten hebben, waarbij de hoop is dat ze hem, door haar onvergankelijke trouw en overgave, van zijn eeuwige vloek zal verlossen, wordt alles anders. We bevinden ons plotseling in een Hollywoodachtige ruimte, voorzien van speelautomaten, een draaimolen en wat snackbars, waardoor we de het woord ‘Kebab’ de komende uren prominent in beeld hebben, voorwaar een antipode met Wagners romantische denkwereld: hier moet iemand een gruwelijke hekel aan de componist hebben, denken we dan.

 

James Rutherford (Der Holländer), Gabriela Scherer (Senta), Dahinter: Hans-Peter König (Daland), Susan Maclean (Mary), Norbert Ernst (Erik), Chor der Deutschen Oper am Rhein. Foto: Hans Jörg Michel.

Nihilistische wereld

De werkelijk verschrikkelijke, schreeuwende kleuren en belichting doen pijn aan de ogen, maar nog erger is de nihilistische wereld waarin Senta’s vriendinnen niet hun spinnewielen draaiende houden, maar hun Tinder-accounts ‘door-swipen’: een slim idee, maar het staat te ver af van Wagners romantische idealen en teksten om te overtuigen. Senta’s vriendje Erik (Jussi Myllys) blijkt de, zeer prozaïsche, lokale beveiligingsbeambte te zijn, compleet met achterstevoren gedraaid petje, die in plaats van ten einde raad te zijn vanwege haar onverschilligheid, een vreemd soort scènische maar ook vocale desinteresse aan de dag legt die compleet contrasteert met Wagners teksten die we hem horen zingen. Myllys heeft een prachtige, warme stem, maar helaas niet de vocale presentie en radeloosheid die bij de rol past, hoewel we later vernamen dat hij zo ‘slap’ moest zingen en acteren van de regisseur: we zouden hem dus onrecht doen om hem alleen hierop te beoordelen, ook omdat hij zijn tweede aria veel overtuigender zong, vooral in de prachtig voorgedragen smekend-lyrische passages. Helaas heeft Senta dan aanvankelijk een koptelefoon op, waarmee de regisseur te kennen geeft zijn eigen regie niet te begrijpen: ze heeft immers juist al haar vriendinnen gemaand om niet onverschillig te zijn en van die smartphones af te komen. Maar goed, we gaan verder.

 

Draaimolen

Het vrouwenkoor was prachtig, zoals heel vaak in Düsseldorf, zuiver en, ondanks de absurde regie, heel betrokken, hoewel heel soms niet spatgelijk (meer op de inademing werken). Mary, gezongen door de mezzosopraan Anna Harvey, was ijzersterk, zowel vocaal (haar mooie stem straalde door haar pinnige rol heen) als scenisch, en Senta (Gabriela Scherer) probeerde duidelijk haar rol op te bouwen, door aanvankelijk iets te licht en afstandelijk te zingen, en pas in de derde akte voluit te gaan, waardoor haar prachtige stem opbloeide en de zaal vulde. Ze acteerde ook sterk, hoewel de regie ook haar tot allerlei absurditeiten dwong: het lijkt me voorwaar niet zo makkelijk als je, na jaren dromen, je grote stoere liefde voor het eerst al rondjes draaiende in de draaimolen ontwaart, en dan ook nog in katzwijm moet vallen.

Nog erger was de derde akte, die geheel in het teken van een voetbalfeest stond: op grote schermen werden wedstrijden getoond, als vervanging van het koor van de Hollandse spookmatrozen: de vijand! Een flauwe regievondst, die de laatste restjes Wagneriaans idealisme door de plee spoelden.

 

 

Idealist in hart en nieren

Door het spuuglelijke decor lukte het ons in de twee laatste akten niet meer om Wagners idealisme vast te houden, want alles leidt af, en dat was waarschijnlijk ook precies de bedoeling van de regisseur: de Hollander ontpopte zich als de filmacteur die zijn pruik en nepbaard afdeed om zijn verbijsterde geliefde zo met shocktherapie van haar ‘kalverliefde’ te genezen. Misschien ergens, heel in de verte, een origineel idee, maar door het allesoverheersende nihilisme van de voorstelling een complete ontkenning van Wagners diepste wezen, de idealist in hart en nieren. Nog stommer was dat deze hele ‘clou’ al vlak na de eerste akte was weggegeven door een geprojecteerd ‘mailtje’, waarin Senta’s vader, Daland, de acteur inhuurt om zijn dochter te redden. De Hollander trekt zijn pruik af en zijn kleren uit: hij heeft een rol gespeeld, en niets was echt. Op zich alweer een zeer goede vondst, maar een die zo weinig past bij Wagners verhaal dat alles zinloos wordt.

Natuurlijk, als regisseur moet je wat, dat snap ik, maar als je ideeën haaks staan op de idealen van componist en librettist (in Wagners geval uiteraard één en dezelfde), kun je misschien beter je eigen opera’s gaan componeren in plaats van bestaande meesterwerken te vervormen, want meestal wordt het vlees noch vis. Er was dan ook aan het slot een luid boegeroep voor de regie: de zangers werden, terecht, zeer gul beloond met groot applaus.

Axel Kober

Grootste applaus kreeg echter scheidend dirigent Axel Kober, die de laatste 15 jaar als GMD (Generalmusikdirektor) het muziekleven in Düsseldorf (en Duisburg) leidde: een hooggewaardeerd Wagnerdirigent die ook de Holländer over de wereldzeeën liet stormen: tempi allemaal perfect, geen getreuzel in de paar recitatieven, maar enorme stilten waar de muziek ze vergden en het publiek op adem moest komen. De orkest speelt onder Kobers leiding altijd vol van klank maar toch doorzichtig (wat helaas ook door de wat droge acoustiek in de zaal komt), ondanks het feit dat er in de veel te kleine orkestbak maar maximaal vijf contrabassen passen, zodat het totaal aantal strijkers in de grootst mogelijke bezetting altijd maar op 41 spelers kan komen, voor grote Warner-opera’s eigenlijk te weinig.

 

 

Intieme passages

Men spreekt al jaren over nieuwbouw van het theater, maar die zal niet voor 2035 klaar zijn, en het orkest is er inmiddels aan gewend: het speelt voluit, met volledige inzet, soms zo intens dat de subtiliteit er iets onder lijdt: ook Holländer heeft een paar zeer intieme passages en die kwamen in al dat geweld, dat deze opera absoluut kenmerkt en zeker ook nodig heeft, iets minder uit de verf.

Maar al met al een avond die muzikaal uiterst geslaagd was, en de ware liefhebbers de ogen deed sluiten om niet afgeleid te worden van het wonder dat Wagner heet.

Peter SchlamilchInfo:

https://www.operamrhein.de/spielplan/a-z/der-fliegende-hollaender/

You May Also Like

Carmen in Verona: een lust voor het oog

Stella Chen debuteert in Het Concertgebouw met doorleefd Vioolconcert Brahms

Ralph van Raat speelt Hollandse Nieuwe in Muziekgebouw aan het IJ

Rachmaninoff door Pletnev: geniale pianist die elke noot speelt zoals hij dat wil